Extramuralisering, zelfmanagement en informele zorg staan de komende jaren centraal voor enerzijds reductie van de zorgkosten en anderzijds een andere kijk op het voorzien in de zorgvraag.
Zorg is in vijftig jaar tijd een geheel publieke voorziening geworden die in een hoog tempo eigen initiatief, keuze, richting, zienswijze, aanpak, en nog veel meer, bij de burgers heeft weggehaald. Het systeem is de burgers ter beschikking gesteld. Dat men daarmee een kritisch gebruik van het systeem op z’n zachts gezegd niet bevorderde, kwam tijdens de periode van forse economische groei niet aan de orde. Geld was er genoeg.
Tussen wal en schip
Het beleid van die 50 jaar wordt nu in een relatief recordtempo omgebogen naar een publiek voorzieningenniveau dat als we het goed doen nog steeds de toets der kritiek kan doorstaan. Maar als we het niet goed doen, vallen er gaten in de voorziening, vallen mensen tussen wal en schip (-pers), en moeten we ons schamen voor de gevolgen van onvoldoende doordachte plannen. Het tempo ligt hoog, dus de faalkans ook. Dat wordt in Den Haag onvoldoende beseft.
Decentralisatie
Decentralisatie van zorg/welzijn en de opkomst van ZorgDichtbij zijn beide nieuwe fenomenen, die alleen nog ervaren zijn door mensen van ruim boven de 70 jaar die bewust die omstandigheden in de jaren 50 tot 60 hebben meegemaakt, toen in die periode de centrale overheid de zorg op lokaal niveau en van de kerk overnam. Voor mensen van onder de 70 jaar is het echt een nieuwe ervaring. Er wordt weer een beroep op uzelf gedaan. Dat zal even wennen zijn.
Nu we voor een groot deel niet meer gewend zijn om voor onszelf te zorgen en/of een beroep op anderen te doen vóórdat we een beroep op het collectieve systeem doen, zou een politieke en ambtelijke beschouwing van die mogelijkheden ons niet misstaan. Waar hebben we het over en, nog belangrijker- over wie hebben we het? Bij politieke besluitvorming wordt heel Nederland altijd over één kam geschoren, alsof we niet samengesteld zijn uit velerlei verschijningsvormen. Big bang, schepping of evolutie hebben een zooitje mensen opgeleverd waarmee zelfs planbureau’s moeite hebben om cohorten van te maken. Politiek Den Haag kan dat in één debat.
Zelfmanagement?
Mevrouw Jansen is nooit aan de orde gekomen. Of zij in staat is aan zelfmanagement te doen, of zij inzicht heeft in kwaal, pijn of in te schakelen hulp evenmin. Mevrouw Jansen weet niet wat de overheid nu van haarzelf gaat verwachten en wat zelfmanagement inhoudt. Ze heeft gewoon pijn en belt de huisarts. Ze kan haar huis niet schoon houden en daarvoor komt (nu nog) de thuishulp (weliswaar elke keer een ander, maar dat doet er nu niet toe). Het is dus de vraag hoe we mevrouw Jansen in die nieuwe wereld toch van zorg blijven voorzien. Mevrouw Jansen kan het niet alleen.
Mevrouw Jansen
Wie is mevrouw Jansen? Zij is 79 jaar oud, is weduwe van meneer Jansen, die heel zijn leven lang hard in de bouw heeft gewerkt en 6 jaar geleden is overleden. Zij woont 4-hoog in een huurflat in een buurt uit de jaren ’70. Er is veel in die buurt veranderd. Haar vroegere omgeving is niet die van vandaag. Ze heeft veel nieuwe buren, aan alle kanten wel, maar heeft daar nauwelijks contact mee. Voorzieningen liggen op 10 minuten lopen van de woning. Mevrouw Jansen heeft AOW en een heel klein pensioen. Zij heeft één zoon die na de lagere landbouwschool is geëmigreerd naar Canada, waar hij in dienst is bij een veehouderij. De woning van mevrouw Jansen is in het kader van scheiden van wonen en zorg, niet geschikt om dié thuiszorg te laten geven, die mevrouw Jansen binnen korte tijd nodig zal hebben.
Alleen en onzichtbaar
Mevrouw Jansen wordt wat slechter. In de oude wereld zou zij misschien in een verzorgingshuis worden opgenomen, maar dat zal nu niet meer het geval zijn. Zij moet het zelf weten te rooien. Een indicatie voor Wmo-zorg wordt niet afgegeven. Dus ze moet het doen met zelfmanagement en informele zorg. Haar omgeving leeft langs elkaar heen, ook langs mevrouw Jansen. Zie daar een vraagstuk: mevrouw Jansen loopt het risico onvoldoende zichtbaar te zijn in haar omgeving, kan zelf geen beroep op anderen doen en heeft overigens geen inzicht in eigen lichaam en geest.
Wijkgerichte zorg te laat
Wijkgerichte zorg moet voor mevrouw Jansen te zijner tijd een oplossing gaan bieden, maar dat duurt nog jaren, voordat die overal op orde is. In de wijk waar mevrouw Jansen woont wordt het topdrukte voor de degenen die daar ZorgDichtbij moeten gaan bieden, maar nog steeds moeten uitgaan van zelfmanagement en informele zorg die bij mevrouw Jansen niet te realiseren zijn, althans niet vanuit haar directe omgeving. In de situatie van mevrouw Jansen zal dus een beroep op georganiseerde informele zorg moeten worden gedaan om mevrouw Jansen van die zorg te voorzien.
Gebrek aan organisatievermogen
Daarbij rijst de vraag of informele zorg een bepaalde vorm van organisatie moet krijgen of dat informele zorg ook metterdaad informeel blijft. Het institutionaliseren van (in beginsel) vrijwilligerswerk heeft zo zijn bezwaren, maar een gebrek aan organisatievermogen in een situatie als mevrouw Jansen, heeft dat ook. Iets om over na te denken.
Er zijn heel veel mevrouw Jansen’s.
Paul Baks
Partners BMC Advies en Management