Misschien hebt u het ook gehoord: de verzorgingsstaat wordt uitgekleed. Als ik straks hulpbehoevend ben, moet ik in een keukentafelgesprek ‘kantelingsgericht’ uitleggen waar ik behoefte aan heb en waar ik gelukkig van word.
Kantelingsgericht is een ander woord voor uitkleden: vroeger kon ik gewoon Tafeltje Dekje aanvragen. Maar nu komt er iemand van de gemeente Nieuwegein langs om aan de keukentafel bij een kopje koffie te praten over waar ik behoefte aan heb, als ik bijvoorbeeld zelf niet meer kan koken. Maar vooral over wat ik nog wél kan, of anders de buren, vrienden of de kinderen. En hoe de gemeente mijn handicap gaat ‘compenseren’, zodat ik volop mee kan blijven doen aan de samenleving.
Kantelen
Dat noemen ze kantelen. Dat de buurvrouw drie keer in de week een potje voor mij kookt, dat mijn zoons om de beurt elk weekend uit Amsterdam twee ingevroren maaltijden komen brengen en dat mijn dochter in Sao Paulo de rest van de week via e-mail de pizzakoerier of de bezorgkoning met shoarmabroodjes langs stuurt, zolang ik natuurlijk zelf de deur nog open kan doen. Zodat ik géén beroep hoef te doen op Tafeltje dekje.
Ik mankeer gelukkig nog niks, maar ik zit er nu al mee. In de eerste plaats heb ik geen keukentafel. Wel een eettafel, maar die staat niet in de keuken. In de tweede plaats moet ik zelf ook kantelen. Decennialang moest ik als burger eerst aan mezelf denken en voor mezelf opkomen, mocht ik royaal en gratis (!) gebruik maken van alle voorzieningen en ik had er nog recht op ook. En nu ik eindelijk met veel moeite een doorgewinterde egocentrische individualist ben geworden, moet ik van staatssecretaris van Rijn ineens meer om me heen gaan kijken en me bekommeren om anderen. En ik niet alleen, wij allemaal. Om elkaar. Net zoals vroeger, toen ik nog niet geboren was. Toen de buuf nog een buuf was.
In de derde plaats woon ik qua buren in een volkomen verkeerd straatje. De meesten zijn veel ouder dan ik, dus ik voorzie, dat ik de komende jaren mijn handen vol heb aan de buren. Mijn man spuit elk voorjaar de stoep van de overburen schoon met een hogedrukspuit, maar ik snap ook wel, dat dat pas het begin is. Dat van Rijn van mij verwacht, dat ik binnenkort spontaan aanbiedt om onze nooddruftige buurman uit bed te helpen. Ik heb dus al mijn hoop gevestigd op een jong gezin, dat enkele jaren geleden schuin tegenover ons is komen wonen én op de bewoner van nummer één, want Henk mag dan ongeveer van onze leeftijd zijn, hij is een taaie en handig is hij ook.
Charmeoffensief
Daarom ben ik een charmeoffensief begonnen. Liep ik vroeger zonder ook maar één moment om me heen te kijken achteloos door ons straatje, tegenwoordig zwaai ik uitbundig naar alle buren – ook de oudsten, want je weet maar nooit – zelfs als de overgordijnen nog dicht zitten of als ze met vakantie zijn. Ik maak volop praatjes met tuinierende buren en rol spontaan hun geleegde vuilnisbakken tot aan hun voordeur. Als de kindjes van het jonge gezin op straat zijn, ren ik naar buiten met een boek van Annie M.G. Schmidt onder de arm. Alle kinderen houden van voorlezen.
En wat ben ik achteraf ontzettend blij, dat ik een paar maanden geleden – toen ik nog een ellendige individualist was – spontaan een kaartje in de bus heb gedaan bij het jonge gezin, omdat ik het zo sneu vond dat hun auto gestolen was. Ergens moet ik toen al gevoeld hebben, dat er een omslag in de lucht hing.
Willeke Stadman