Zorgaanbieders en corporaties hebben ieder een eigen rol bij extramuralisering. Maar dit onderscheid is niet zwart-wit en zeker geen reden voor ongerustheid. Het College sanering zorginstellingen (CSZ) is er van overtuigd dat de bijhorende beleidsregel voldoende ruimte voor maatwerk biedt.
In de regel reageert het CSZ niet op artikelen over zijn werkwijze. In het geval van de blog van Remco Vissink van 13 maart ligt dit anders. Het artikel geeft een ongenuanceerd beeld van de werkwijze van het College als het om extramuralisering gaat. Dit beeld kan leiden tot onrust in de wereld van de instellingen die daarmee te maken hebben, reden waarom het College nu wel reageert.
Nieuwe beleidsregel
Het College sanering heeft met ingang van 1 februari 2013 een nieuwe beleidsregel vastgesteld. Deze beleidsregel is gebaseerd op de toezichthoudende taak die het College op grond van de Wet toelating zorginstellingen (WTZi) uitoefent en het beleid van de minister. Een verschil in aanpak met woningcorporaties komt niet door een eigenstandig optreden van het College, maar is een rechtstreeks uitvloeisel van de wet en het beleid.
In de beleidsregel wordt uiteengezet hoe een instelling moet handelen als het om verhuur van kamers of appartementen in zorginstellingen gaat in geval van extramuraliseren. In de beleidsregel is de wettelijke bepaling uitgewerkt dat verhuur goedkeuring nodig heeft van het College. Deze goedkeuring kan verkregen worden als de prijs minimaal 70 procent van het Woning Waardering Systeem (WWS) bedraagt. Het College heeft zich bij het bepalen van dit percentage laten leiden door het landelijk gebruik.
Uitzonderingspositie
Omdat het College zich er ook van bewust is dat er landelijk grote verschillen kunnen bestaan in mogelijkheden tot verhuur en eventuele concurrentie, is in de beleidsregel opgenomen dat instellingen een beroep kunnen doen op een uitzonderingspositie. Als het College instemt met de gevraagde uitzondering kan een lager percentage huurprijs worden goedgekeurd. Helaas heeft de heer Vissink deze uitzonderingsmogelijkheid in zijn artikel niet opgenomen, waardoor een eenzijdig beeld van het beleid van het College dreigt te ontstaan.
De heer Vissink schets een wel erg zwart-wit beeld ten aanzien van het onderscheid zorginstellingen en woningcorporaties. De door hem opgeworpen tegenstelling ten nadele van de zorginstellingen zou er in de praktijk wel eens geheel anders uit kunnen zien, bijvoorbeeld door de aangekondigde wijzigingen van de kant van de regering in het sociale huurbeleid.
De conclusie van het College sanering is dan ook dat de beleidsregel voldoende mogelijkheden biedt om de prijzen aan de praktijk aan te passen, zo er al reden is om dit te doen. De uitnodiging van de heer Vissink om van gedachten te wisselen neemt het College graag aan.
Liesbeth van Leeuwen
Waarnemend Directeur
College Sanering Zorginstelling