De verleiding om in deze blog in te gaan op de toestemming van de NMa voor drie ziekenhuisfusies is groot, maar op basis van het persbericht van afgelopen vrijdag is niet nog veel te zeggen over wat er interessant is aan de besluiten van de NMa. Ik kom hier op terug, zodra de besluiten zijn gepubliceerd.
Samenwerken in plaats van concurreren
Daarom eerst nog enkele kanttekeningen bij het regeerakkoord, en dan vanuit mijn mededingingsrechtelijke perspectief. De volgende zinnen in het akkoord vallen op: “Een derde prioriteit betreft het bevorderen van (regionale) samenwerking tussen zorgaanbieders.” En: “Dure, complexe en acute zorg willen we concentreren; minder complexe zorg organiseren we dichter bij de mensen.”
Deze zinnen wijzen op de noodzaak tot samenwerking. Concentratie van dure, complexe zorg enerzijds en het “dichter bij de mensen” brengen van minder complexe zorg, tenderen naar een (intensieve) samenwerking in de ziekenhuiswereld in de vorm van managed clinical networks. Met alleen selectieve inkoop van zorg door de zorgverzekeraars bereik je dat niet. Daarmee kun je misschien bevorderen dat bepaalde instellingen bepaalde zorg niet meer aanbieden en andere wel (in een eerdere blog plaatste ik daar al wel wat kanttekeningen bij), maar selectieve inkoop creëert nog geen samenwerking tussen de instellingen en die is voor de kwaliteit van de zorg wel noodzakelijk.
Regeerakkoord
Samenwerking dus. Het verbaast in dat opzicht dus niet dat er in het akkoord wordt gezegd: “Binnen het stelsel van curatieve zorg gaan we nieuwe accenten leggen op meer samenwerken in plaats van enkel concurreren”. Jarenlang was een zinsnede in een samenwerkingsovereenkomst, in notulen of e-mailwisselingen in de trant van “wij kiezen voor samenwerken in plaats van concurreren” genoeg reden voor de NMa om ten minste nader onderzoek te doen naar mogelijke overtredingen van de Mededingingswet, maar nu maakt het kabinet samenwerking in plaats van concurreren tot haar beleid.
Samenwerken maar ook concurreren
Toegegeven: er staat “in plaats van enkel concurreren” en dat wijst erop dat het kabinet er niet naar streeft de marktwerking in de zorg – en de toepassing van de Mededingingswet op de zorg – geheel terug te draaien.
Er moet dus een balans gevonden worden tussen de gewenste samenwerking en de beoogde marktwerking. Het probleem is dat door het onduidelijke beleid veel ziekenhuisbestuurders terughoudend zijn om samenwerkingsverbanden aan te gaan die betrekking hebben op de verdeling van zorg. Ik schreef daar al eerder over.
Wil het kabinet de samenwerking van de grond krijgen, dan moet er dus iets gebeuren.
Groepsvrijstelling
Het mooie is dat de Mededingingswet al lang een basis biedt om op dit punt duidelijkheid te verschaffen. Artikel 15 Mededingingswet biedt de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur te bepalen dat het “kartelverbod” niet van toepassing is op categorieën van overeenkomsten die aan bepaalde voorwaarden voldoen. Dergelijke “groepsvrijstellingen”, zoals ze in mededingingsjargon heten, bestaan reeds lang voor branchebeschermingsovereenkomsten en samenwerkingsovereenkomsten in de detailhandel. Toegegeven, het zal wel wat inspanning vergen om die groepsvrijstelling te laten voldoen aan de criteria die de wet voor zulke vrijstellingen noemt, maar wil men samenwerking goed van de grond krijgen, dan zou de mogelijkheid in elk geval onderzocht moeten worden. Komt men tot de conclusie dat de wet onvoldoende ruimte laat voor een groepsvrijstelling die zorginstellingen voldoende armslag geeft, dan is een aanpassing van de Mededingingswet voor bepaalde categorieën samenwerking onvermijdelijk, als het kabinet de geciteerde zinnen uit het regeerakkoord tenminste serieus neemt.