Den Haag kondigde donderdag aan de subsidies van onder meer zorginstellingen te korten omdat de bestuurders van die instellingen boven de Balkenende-norm uitkomen. Andere gemeenten en ook provincies hebben soortgelijk beleid. Daarmee begeven ze zich in het exclusieve domein van het Rijk en daar hebben decentrale overheden niets te zoeken.
Sinds 2006 geldt de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (WOPT). Deze wet verplicht grotendeels met publiek geld gefinancierde instellingen tot publicatie van topinkomens van hun werknemers; een topinkomen is daarbij ieder inkomen dat boven de Balkenendenorm uitkomt. Het idee was om door publicatie een publiek debat te entameren dat remmend zou werken op de salarisontwikkelingen in de semipublieke sector. Van normering van de hoogte van het salaris is in de WOPT geen sprake. De WOPT lijkt echter niet het beoogde effect te hebben gehad op de salarisontwikkeling.
Momenteel ligt het wetsvoorstel Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) bij de Eerste Kamer. De WNT voorziet, anders dan de WOPT, wél in normering van topinkomens. Dit controversiële wetsvoorstel is in de Tweede Kamer vele malen gewijzigd. Reden voor de Eerste Kamer om de Raad van State te verzoeken zich nogmaals over het wetsvoorstel te buigen. Deze week spreekt de Eerste Kamer er weer over.
Gesubsidieerde instellingen
Inmiddels zijn ook enkele gemeenten en provincies begonnen via de subsidieverlening normen te stellen aan de salarissen die door gesubsidieerde instellingen betaald worden. In enkele gevallen gaat dat zelfs zo ver dat iedere euro die medewerkers van een gesubsidieerde instelling boven de Balkenendenorm verdienen, door de subsidiegever in mindering wordt gebracht op de uiteindelijke subsidie. Een ggz-instelling moet meer dan € 200.000,- aan de gemeente Den Haag terug betalen. Gemeenten en provincies bedrijven hiermee inkomenspolitiek.
Inkomenspolitiek
Tot op heden werd inkomenspolitiek – net als bijvoorbeeld defensie en monetair beleid – beschouwd als een exclusieve aangelegenheid van de rijksoverheid. Gemeenten mogen om die reden bijvoorbeeld de hoogte van de gemeentelijke belasting niet inkomensafhankelijk maken. Ook heeft de gemeente niet de bevoegdheid eigen inkomensbeleid te voeren als het gaat om de hoogte van de eigen bijdrage op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning. Inkomenspolitiek is geen gemeentelijk belang en er is dus geen plaats voor gemeentelijk beleid dat salarissen in de semipublieke sector begrenst. Dat geldt in gelijke zin voor provincies.
Gebrek aan coördinatie
Bovendien, indien decentrale overheden bevoegd zouden zijn grenzen te stellen aan topinkomens, zou een gebrek aan coördinatie tot onwerkbare situaties kunnen leiden. Want waarom zou een gemeente aansluiting zoeken bij de Balkenendenorm? Een gemeente zou ook aansluiting kunnen zoeken bij het eigen burgemeesterssalaris of een ander bedrag dat de gemeenteraad als ‘genoeg’ voorkomt. Het burgemeesterssalaris verschilt per gemeente, zodat een instelling die voor meerdere gemeenten werkt ook met verschillende normen te maken kan krijgen.
‘Wie betaalt, bepaalt’
Maar geldt het adagium dat ‘wie betaalt, bepaalt’ hier dan niet? Aan een subsidie mogen immers voorwaarden worden verbonden. Echter, de relatie tussen het inkomen van een medewerker en de subsidie zal vaak erg diffuus zijn. Denk aan de situatie waarin een instelling voor 10% afhankelijk is van subsidie van een gemeente. Is het dan redelijk dat de gemeente de hoogte van de inkomens bij die instelling bepaalt?
De wens om paal en perk te stellen aan topinkomens is wellicht begrijpelijk en ook in de gemeentelijke politiek levert het natuurlijk instemmend geknik op. Dat laat onverlet dat inkomenspolitiek geen aangelegenheid is van decentrale overheden maar van het Rijk.