Al voor het advies van de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ) over het al of niet redzaam ouder worden, werd er al gesproken over een alternatieve methode van financiering van delen van de ouderenzorg via eigen betalingen en de inzet van gespaard vermogen.
En dat was dan vooral bedoeld voor de niet-redzame ouderen die natuurlijk in de toekomst als gevolg van de vergrijzing een hoop geld gingen kosten. En dat zou wel eens te veel gaan vergen van de veel geroemde solidariteit in de zorg. Een aantal wat oudere, maar nog wel gezonde en vermogende, spraakmakende lieden had het er vaak over. Deze lieden vonden zich uiteraard zelf wél redzame ouderen, die hun eigen zorg wel even zouden regelen; hetzij door private zorg, hetzij door een jongere echtgenote, hetzij door een privaat service appartement, hetzij door het buitenland in te schakelen. En als sluitstuk, als de kosten niet meer op zouden wegen tegen de baten, ongetwijfeld de wegen wisten om het levenseinde aangenaam te bespoedigen en zodoende toch nog wat over te houden voor het nageslacht.
Vermogenstoets
De gedachte van sparen voor de ouderenzorg doet sterk denken aan de in het verleden gehanteerde benadering van de inkomens- en vermogenspositie van de bewoners in het bejaardenhuis. Nog niet zo lang geleden werden deze bewoners financieel uitgekleed door de eis van de overheid om eerst inkomen en vermogen in te leveren om een verblijf in het bejaardenhuis te “verdienen”. Een dergelijke vermogenstoets bestond alleen maar voor de bejaardenoorden. Hij gold dus niet voor vergelijkbare intramurale instellingen als de verpleeghuizen, de psychiatrische ziekenhuizen en de gehandicaptenzorg.
Welzijnsinstellingen
Toentertijd werden bejaardenoorden beschouwd als welzijnsinstellingen voor mensen die weliswaar zwak en afhankelijk waren en ook vaak in isolement leefden, maar niet echt ziek waren zoals in die andere instellingen het geval was. Toen de bejaardenoorden steeds meer verzorgingshuizen werden en vergelijkbaar werden met de verpleeghuizen, kwam de roep om ook voor de inwoners van de verpleeghuizen de inkomens- en vermogenstoets in te voeren.
Zwitserleven
Dat vond de politiek toentertijd een brug te ver en van de weeromstuit schafte men toen de vermogenstoets maar helemaal af. En met reden overigens, want er deden zich rare verschijnselen voor die niets meer met rechtvaardigheid te maken hadden. Handige lieden, zogenaamde redzame ouderen, en vooral hun kinderen, zorgden er wel voor dat, via de notaris, het vermogen niet meer bestond; of de Zwitserlevende redzame oudjes gingen de pot verteren alvorens deze aangesproken kon worden. Degene die dat niet deden en zuinig waren op hun zuurverdiende spaarcentjes of op hun eigen huisje, waren echter wél de klos. Zij waren niet handig genoeg, gingen uit van goed vertrouwen, kortom zij behoorden tot de grote groep van niet redzame ouderen in die tijd.
Hellend vlak
Met het opnieuw invoeren van elementen als sparen voor de zorg en met de inzet van eigen vermogen voor de financiering van de zorg voor ouderen, gaan we weer een hellend vlak op dat we vooral niet moeten kiezen. En al helemaal niet voor de categorie niet redzame ouderen die, zoals hierboven geschetst, in het verleden ook altijd de klos zijn geweest. Juist die categorie moet er op kunnen vertrouwen dat zij een redelijke zorg zullen ontvangen wanneer de nood nabij is. En om al die economen, die natuurlijk wél redzaam ouder worden, gerust te stellen: de niet redzame ouderen behoren meestal tot een sociaaleconomische categorie, waarvan al vele malen is vastgesteld dat zij een veel lagere levensverwachting heeft dan de categorie van wél redzame ouderen. Dus de kosten houden die oudjes toch al beperkt.
Onzalig idee
Sparen voor de zorg als een institutionele vorm van financiering is een onzalig idee. Sommige lieden vinden dat deze vorm van financiering vergelijkbaar is met de opbouw van een pensioen. Daar spaar je toch ook voor en het is eveneens onzeker hoe lang je van je pensioen zal gaan genieten. Een vergelijking die mank gaat, want sterven is een objectief gegeven: iedereen gaat dood en het tijdstip is nauwkeurig vast te stellen. Maar ziek zijn is een veel complexer geheel en moeilijk te objectiveren. Het kan zich over een heel leven uitstrekken, het kan al of niet de kwaliteit en de lengte van het leven beïnvloeden. De mate van zorg, de intensiteit, de kosten kunnen grote variaties vertonen zonder dat er veel invloed op kan worden uitgeoefend door die zogenaamde niet-redzame ouderen.
Uitkleden
De titel van het advies van de RVZ luidt: “Redzaam ouder: zorg voor niet-redzame ouderen”. Het klinkt al verschrikkelijk, maar het ís ook verschrikkelijk: in feite komt het neer op de vraag hoe kleden we in de toekomst de nieuwe generatie kostbare arme oudjes nog verder uit?