Het onderscheid tussen de naturapolis en de restitutiepolis in de zorgverzekering wordt groter als het aan minister Schippers ligt. De naturapolis voor verzekerden die hun zorg alleen kunnen krijgen bij door de verzekeraar gecontracteerde zorginstellingen en de restitutiepolis voor verzekerden, die zelf de instelling kiezen waar ze zorg krijgen en daar ook extra voor betalen.
En dat betalen betekent een groter verschil in premie tussen de beide polissen dan nu het geval is. Met het zwaard van de uit de hand lopende kosten van de zorg boven ons aller hoofd ontstaat de neiging –om met Pechtold te spreken- banden te plakken.
Gedwongen winkelnering
In het huidige stelsel is het verschil tussen de natura en restitutiepolis materieel gering. De premieverschillen zijn beperkt en in de naturaverzekering zijn er nog nauwelijks zorginstellingen, die niet gecontracteerd zijn. In het voorstel van de minister wordt dat wel anders. Een naturapolis wordt dan een systeem met gedwongen winkelnering. En met de restitutiepolis heeft de verzekerde keuzevrijheid die flink wat meer kost. In zekere zin een tweedeling.
Prijs boven kwaliteit
Met de naturapolis weet de verzekeraar wat goed voor ons is. Niet de cliënt kiest welke zorgverlener zijn voorkeur heeft, maar de verzekeraar heeft een voorselectie gemaakt. Een voorselectie waarin de prijs de dominante indicator zal zijn, ook al wordt er nog zo hoog opgegeven van de beoordeling van de kwaliteit van de zorg door de verzekeraar. Van die beoordeling is nu nog nauwelijks of helemaal geen sprake en een relativering van de verwachting dat in de toekomst de verzekeraar dat optimaal kan, is op zijn plaats. Die ‘wedstrijd’ met de professionals zullen de verzekeraars niet winnen.
Naturastelsel uit de tijd
Om de essentie van het naturastelsel te typeren is toepassing ervan op de sociale zekerheid wellicht illustratief. In de werkeloosheidsuitkering of de bijstand zou het invoeren van het naturastelsel betekenen dat de uitvoeringsinstantie contracten sluit met (groot)grutters, witgoed- en mediamarkten en winkels in nog een paar branches voor de eerste levensbehoeften waar de uitkeringsgerechtigde zijn uitkering kan omzetten in ‘levensonderhoud’. Leuk om dan zoiets als voedselzwaartepakketten in te voeren. Allemaal een beetje uit de tijd, maar in de zorgsector is dat niet uitzonderlijk.
Zorgverzekeraar als monopolist
In de schadeverzekering is het onderscheid tussen natura- en restitutiepolis een onbekend fenomeen. Daarmee is niet gezegd, dat verzekeraars in die branches geen contracten sluiten met leveranciers. Maar het essentiële verschil is, dat het keuzemoment pas ontstaat bij de claim door de verzekerde. En de verzekerde die kiest voor het herstellen van de schade bij voorkeursbedrijven van de verzekeraar ‘profiteert’ van (financiële) voordelen in de sfeer van minder eigen risico of aanvullende voorzieningen. Belonen als prikkel en niet -zoals nu voorgesteld in de zorg- straffen. In de zorg wordt met het voorstel van minister Schippers de keuzevrijheid van de verzekerden beperkt en de positie van de verzekeraars extra beschermd. Met steeds minder verzekeraars een twijfelachtige ontwikkeling. Verzekeraars moeten presteren voor hun verzekerden en niet door enerzijds fusies en anderzijds het inperken van de keuzemogelijkheden van hun klanten de monopolist in het stelsel worden.
Keuzevrijheid: minpuntje in de marktwerking
Dat dit Kabinet weinig op heeft met keuzevrijheid is geen nieuws. Het sneuvelen van het persoonsgebonden budget is daar wel het meest schrijnende voorbeeld van. Dat is niet alleen het om zeep helpen van de keuzevrijheid, maar ook het einde van kwalitatief op maat gesneden zorgarrangementen en een succesvolle poging de zorg goedkoper te verlenen. En de vorig jaar in het door de minister met de ziekenhuizen en de verzekeraars gesloten bestuurlijk hoofdlijnenakkoord vastgelegde wens de restitutiepolis aan banden te leggen, is nu in gang gezet. Keuzevrijheid is eigenlijk een minpuntje in de marktwerking.
Lippendienst
Het terugbrengen van de subsidie aan de cliëntenbeweging tot een fooi is de andere kant van dezelfde medaille. En het afwijzen van het toekennen van premiegelden aan deze organisaties zegt genoeg over het belang dat het Kabinet hecht aan cliëntenparticipatie, terwijl verzekeraars en zorgverleners zonder enige discussie hun brancheorganisaties uit premiegeld mogen financieren. Het uitgroeien –zo stond in 2005 zo mooi geschreven- van de cliëntenbeweging in het stelsel tot een volwaardige marktpartij naast zorgaanbieders en zorgverzekeraars is niet meer dan lippendienst gebleken.
Kunst van het spookrijden
Dat de voorgestelde maatregel een verdere inperking van de marktwerking is, behoeft geen betoog. Maar van echte marktwerking in de zorg is geen sprake, dus je zou ook kunnen zeggen dat de voorgenomen maatregel keurig past in de gereguleerde marktwerking. Vraag is wel of er niet steeds meer sprake is van ‘botsende’ maatregelen in het stelsel. Zo wordt het segment met vrije prijzen uitgebreid en ondertussen wordt afgesproken dat de kosten niet of nauwelijks mogen stijgen. Planning en sturing op gespecialiseerde (ziekenhuis)zorg en ketenzorg en samenwerking in de eerste lijn met als tegenpool concurrentie als hoeksteen van de marktwerking. Fuseren om ketens te organiseren of markmacht te vergroten en regels om fuseren tegen te gaan. De uitvoering van de AWBZ voor eigen verzekerden door verzekeraars, zonder de AWBZ te veranderen met als gevolg nog meer centrale sturing en beheersing. Voor bestuurders in de zorgsector is het beheersen van de ‘kunst van het spookrijden’ een eerste vereiste aan het worden en inherent aan het systeem het inzetten van veel, heel veel verkeersregelaars.
Tweedeling onontkoombaar
Het plakken van banden houdt een keer op. In de zorgsector is zo langzamerhand de vraag aan de orde of de gereguleerde marktwerking nog een combinatie kan worden van het beste van beide –overheidsregulering en marktwerking- werelden. Of dat in de poging de werelden van verschil bij elkaar te brengen de voordelen niet meer opwegen tegen de nadelen en een strikte scheiding in sturing tussen publiek en privaat domein de voorkeur verdient. Een min of meer vergelijkbare discussie met die in de financiële sector over de scheiding –ook institutioneel- tussen de primaire dienstverlening in het betalingsverkeer en die van het durfkapitaal. Tweedeling is links of rechtsom blijkbaar onontkoombaar.