Eind september gaf de NMa, na een procedure van bijna anderhalf jaar, groen licht voor de fusie tussen het ziekenhuis De Tjongerschans en Zorggroep Noorderbreedte (ZNB), na een zogenaamd tweede fase onderzoek. In het besluit oordeelde de NMa dat De Tjongerschans en het tot ZNB behorende MCL slechts een geringe concurrentiedruk op elkaar uitoefenen.
Een jaar eerder concludeerde de NMa na een eerste fase onderzoek juist op basis van de afbakening van de geografische markt dat er mededingingsproblemen waren die nader onderzoek vergden.
Geen concurrentiedruk
In het eerste besluit ging de NMa er vanuit dat de relevante geografische markt groter is dan de adherentiegebieden van beide ziekenhuizen en dat hun beider markten overlappen. In het besluit van september 2011 constateerde de NMa dat de meeste concurrentiedruk op de fusieziekenhuizen niet kwam van de fusiepartner, maar van andere ziekenhuizen. Bij verslechtering van de kwaliteit van de zorg van een van de twee ziekenhuizen, zouden patiënten derhalve niet naar de fusiepartner gaan, maar naar een van de andere ziekenhuizen in de regio. Deze conclusie werd getrokken op basis van een “uitstroomonderzoek” of ”herkomstonderzoek”(naar welk ziekenhuis gaan patiënten uit een bepaald geografisch gebied?).
Omissies in eerste onderzoek
Op zich is met deze onderzoeken en conclusies niets mis, maar wat vooral vraagtekens oproept is waarom dit onderzoek pas in een tweede fase onderzoek is gedaan. Uitstroom en herkomstonderzoeken kunnen immers heel goed in een eerste fase worden gedaan. Het zijn onderzoeken waarvan de technieken en opzet niet ter discussie staan. Bovendien blijkt de NMa in het eerste fase onderzoek er geen rekening mee te hebben gehouden dat de uitstroom vanuit het gebied van De Tjongerschans naar MCL deels te verklaren was door zorg die niet door Tjongerschans (of een van de andere ziekenhuizen in de regio) maar wel door MCL wordt aangeboden; uitstroom ligt dan nogal voor de hand, zonder dat je kunt zeggen dat de ziekenhuizen op die zorg met elkaar concurreren.
Actieve opstelling tijdens fusietraject
De eerste conclusie die je uit het besluit kunt trekken is dat in NMa-trajecten bij fusies zo snel mogelijk diepgaand onderzoek naar de herkomst van patiënten moet worden gedaan, zodra de NMa laat weten mogelijke mededingingsproblemen te zien (en ook niet eerder, zou ik zeggen – om onnodig onderzoek te voorkomen). Of algemener: dat zo snel mogelijk wordt nagedacht over welk onderzoek moet worden gedaan om de NMa te overtuigen van de eigen concurrentieanalyse. Vroegtijdig overtuigen van de NMa is over het algemeen te verkiezen boven het ingaan van een uitgebreid en tijdrovend tweede fase onderzoek. Vroegtijdig wil hier dus zeggen: tijdens een eerste fase onderzoek. Zo nodig moet overleg met de NMa worden gevoerd om tijd voor een dergelijk onderzoek te creëren. De NMa is immers gebonden aan korte beslistermijnen en kan de procedure niet zomaar verlengen omdat partijen ander onderzoek willen doen. Het is dan ook verstandig om je steeds actief in een NMa-onderzoek op te stellen en te zoeken naar een goede onderbouwing met empirisch onderzoek van de eigen argumenten.
Belang bij concentratie van zorg
De tweede conclusie is dat bij het aangaan van afspraken omtrent de concentratie van zorg tussen ziekenhuizen een kritisch onderzoek naar de herkomst/uitstroom van patiënten soelaas kan bieden: daar waar slechts een geringe concurrentiedruk tussen de samenwerkingspartners bestaat, en de concurrentie vooral met andere partijen plaatsvindt, zal er ondanks de samenwerking tussen de partners, voldoende concurrentie op de markt overblijven; zoals inmiddels wel bekend, een van de criteria waaraan moet zijn voldaan, wil concentratie van zorg in overeenstemming zijn met de Mededingingswet.