De Raad van Toezicht van het Franciscus ziekenhuis in Roosendaal heeft onlangs een van haar leden benoemd als interim bestuurder. Volgens het ziekenhuis is dit vanuit governance oogpunt geen probleem, omdat het ‘pas toe of leg uit’ beginsel is toegepast. Bovendien wordt de zaak voorgelegd aan de NVTZ.
Ongewenst
Er is echter niet gezegd dat de interim bestuurder weer vertrekt als de NVTZ tot het oordeel zou komen dat dit een onwenselijke situatie is. Dat zal overigens zeer waarschijnlijk niet gebeuren. Directeur Buiting van de NVTZ heeft in een reactie al aangegeven dat er situaties kunnen zijn waarin het goed is dat een toezichthouder de overstap maakt. Wat mij betreft een onverstandige reactie van de NVTZ. Ik kan mij namelijk geen enkele omstandigheid voorstellen waarin het goed is dat een toezichthouder in een organisatie bestuurder (a.i.) wordt van diezelfde organisatie. Sterker nog, wat mij betreft zou niet moeten mogen of kunnen. Bovendien moet een toezichthouder zelf nooit (interim) bestuurder willen worden in een organisatie waar hij toezichthouder is.
Belangenverstrengeling
De commissie Meurs heeft al in haar aanbevelingen uit 1999 gesteld dat een toezichthouder geen bestuurder in dezelfde organisatie moet worden. “Een toezichthouder die plotseling als bestuurder optreedt, komt in een volstrekt andere rol waardoor zijn positie ten opzichte van de collega-toezichthouders permanent verandert.” Dit argument gaat nog steeds op. De functie van toezichthouder is fundamenteel anders dan die van bestuurder: een toezichthouder ziet toe op het werk van de bestuurder en moet op een gepaste afstand van deze functie en persoon opereren. De werving en selectie van een toezichthouder is dan ook van een andere aard, omvang en inhoud dan de selectie van een bestuurder. Als nu iemand door een Raad van Toezicht gekozen en benoemd is als toezichthouder, dan wordt hij in de Raad opgenomen als ‘één van ons’. Als diezelfde persoon vervolgens weer uit die Raad van Toezicht stapt en bestuurder wordt, dan wordt ‘één van ons’ de bestuurder. Dat roept de vraag op in hoeverre de Raad van Toezicht voldoende in staat blijft om zich onafhankelijk en toetsend op te stellen naar deze bestuurder, die één van hen was.
Onwenselijk
Dat een toezichthouder zich kandidaat stelt (of daarmee instemt) om de toezichtrol te verruilen voor de rol van bestuurder is bijzonder onwenselijk. In hoeverre kan een Raad van Toezicht immers voldoende objectief de kandidatuur beoordelen, zowel ten aanzien van de persoon als ten aanzien van diens competenties als bestuurder? Hierbij is het op zijn minst opmerkelijk dat blijkbaar de meest capabele persoon voor de functie in de eigen Raad van Toezicht zit en niet in de ‘buitenwereld’, waar toch meerdere zeer ervaren (interim) bestuurders beschikbaar zijn. Ook een kandidaat bestuurder moet niet via de Raad van Toezicht binnen willen komen. Immers, in hoeverre wordt hij uitsluitend op basis van zijn competenties als (interim) bestuurder geselecteerd? In hoeverre kan hij nog met een frisse blik als bestuurder naar de organisatie kijken? Stel vervolgens dat in de bestuursperiode van de voormalig toezichthouder crisissituaties aan de orde komen, dan blijft het de vraag in hoeverre een Raad van Toezicht zich op eenzelfde manier gedraagt of kan gedragen ten opzichte van de bestuurder die één-van-hen was dan wanneer er een bestuurder van buiten was gekomen.
Uiteraard is het zo dat een Raad van Toezicht met zeer goede toezichthouders, evenals een zeer capabele bestuurder die toezichthouder was in dezelfde organisatie, goed kúnnen functioneren in deze situatie. Het is natuurlijk zeker niet onmogelijk en het hoeft helemaal niet fout te gaan. Het punt is dat beide partijen deze constructie niet moeten willen.