Klantgerichte voorzieningen in de geestelijke gezondheidszorg komen onvoldoende uit de verf, omdat aanbieders sterk georiënteerd zijn op een intramuraal zorgaanbod. De fixatie op ‘bedden’ wordt versterkt door de huidige financiering en het overheidsbeleid. Dit blijkt uit een toekomstverkenning van het Trimbos Instituut in opdracht van Centrum Zorg en Bouw van TNO.
Capaciteit
De onderzoekers constateren dat Nederland in vergelijking met andere Europese landen een relatief grote capaciteit aan intramurale voorzieningen heeft. Bij ongewijzigd beleid zullen de intramurale ggz-voorzieningen naar schatting van het Trimbos Instituut doorgroeien van bijna 30 duizend plaatsen naar 37 duizend plaatsen in 2020.
Inflexibel
De gerichtheid op intramurale voorzieningen vormt een sta in de weg voor zorg op maat. Cliënten in de ggz wonen het liefst zelfstandig en hebben met name behoefte aan hulp bij sociale contacten, zinvolle dagbesteding en psychisch welzijn. De intramurale ggz heeft de cliënten op deze terreinen weinig te bieden, zo constateren de onderzoekers op basis van eerdere onderzoeken. ‘Bedden’ zijn bovendien een te statische en inflexibele ramings- en planningseenheid voor een ggz waarin de klant centraal staat.
Minder bedden
Wanneer de ggz zich meer richt op de wensen en ondersteuningsbehoeften van cliënten, kan het aantal intramurale plaatsen flink omlaag. Als niet intramurale zorg, maar vermaatschappelijking, ambulante hulp, rehabilitatie en regionale samenwerking het vertrekpunt vormen, heeft de ggz over tien jaar met 20 duizend plaatsen bijna negenduizend ‘bedden’ minder nodig dan nu.