De Nederlandse gezondheidszorg doet te weinig om gezondheidsverschillen naar sociaaleconomische status en etniciteit tegen te gaan. Dat concludeert de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) uit een onderzoek.
Leefstijl en hart- en vaatziekten
De inspectie deed in samenwerking met de Erasmus MC onderzoek naar de zorguitkomsten van hart- en vaatziekten en de rol die leefstijlfactoren hierin spelen bij mensen met een lage sociaal economische status en bij mensen met een andere etniciteit. Daaruit blijkt dat de verschillen hoofdzakelijk worden bepaald door verschillen in gezondheidsgerelateerd gedrag. Preventieve zorg is daarom van groot belang, stelt de IGZ in haar rapport Ongelijkheid in gezondheid.
Sociaaleconomische verschillen
Uit het onderzoek blijkt dat hart- en vaatziekten vaker voorkomen bij mensen met een lager inkomen. Mensen met laag inkomen hebben een 50 tot 60 procent grotere kans om aan een hart- en vaatziekte te overlijden vergeleken met mensen met een hoger inkomensniveau. Ongezond gedrag verklaart deels het verschil in het aantal gevallen van hart en vaatziekten. De kans dat ze opnieuw ziek worden is zo’n 25 procent hoger dan onder mensen met een hoger inkomen. Ook hebben zij een grotere kans om kort na een ziekenhuisopname te overlijden.
Sterftekans
De sterftekans kan volgens de IGZ beïnvloed worden door verschillende factoren zoals patiënten die meerdere aandoeningen hebben of een vertraagde zorg. Nadere analyses laten zien dat er belangrijke verschillen zijn in het gebruik van specialistenzorg, ook voor mensen met hart- en vaataandoeningen. Een laag gebruik van specialistenzorg en grote verschillen in sterftekans wijzen op het belang van verschillen in toegankelijkheid of kwaliteit van curatieve zorg bij het verklaren van verhoogde cardiovasculaire sterfte onder mensen met een lager inkomen. Er zijn echter geen verschillen in gebruik van cardiochirurgische verrichtingen.
Etnische verschillen
Verschillen in de kans op hart- en vaatziekten tussen niet westerse allochtonen en autochtonen variëren sterk per etniciteit. Marokkanen hebben een beduidend lagere kans op hart- en vaatziekten, terwijl allochtonen afkomstig uit Turkije, Suriname, en Antillen/Aruba een iets verhoogde kans hebben. De onderzoekers achten het waarschijnlijk dat een deel van de etnische verschillen verklaard kan worden door gezondheidsgerelateerd gedrag. De sterfte aan deze aandoeningen onder allochtonen weerspiegelt de mate waarin de aandoeningen voorkomen.
De sterfte aan hart- en vaataandoeningen onder allochtonen, vergeleken met de sterfte onder autochtone Nederlanders, is een directe afspiegeling: een zeer lage sterftekans voor Marokkanen en een iets verhoogde sterftekans voor andere allochtone groepen. Waarschijnlijk zijn er geen andere factoren die de sterftekansen van allochtonen beïnvloeden.