De inzet van gepensioneerde medisch specialisten kan de kosten in de gezondheidszorg verlagen en het groeiende tekort aan artsen opvangen. Dat zegt Steef van ‘t Pad Bosch van het bureau Medicalwork, dat gepensioneerde artsen ondersteunt bij tijdelijke klussen, in de Volkskrant.
Overbelasting
Door de stijgende vraag naar zorg en de grote uitstroom van medisch specialisten als gevolg van de vergrijzing is er in Nederland een gebrek aan specialisten ontstaan. Tegelijkertijd is door het beperkte aantal opleidingsplaatsen een gebrek aan instroom van medisch specialisme. Dit leidt ertoe dat de zittende medisch specialisten te veel belast worden met patiëntenzorg die relatief eenvoudig en routinematig is. In de praktijk wordt deze zorg overgenomen door basisartsen (anios), die na de studie geneeskunde zonder aanvullende opleiding in het ziekenhuis werkzaam zijn, simpelweg omdat dit goedkoper is.
Kwaliteitsprobleem
Volgens Van ‘t Pad Bosch brengt dit een kwaliteitsprobleem met zich mee. “Omdat anios onvoldoende gekwalificeerd zijn, moeten medisch specialisten vaak alsnog geconsulteerd worden of de zorg volledig overnemen”, aldus Van ’t Pad Bosch in de Volkskrant. “Dit zorgt ervoor dat de zorg onnodig duur wordt.” Hij vindt het daarom wenselijk om zowel vanuit kosten- als kwaliteitsoverwegingen gepensioneerde artsen in te zetten om dit werk over te nemen. “Op deze manier krijgen specialisten meer tijd om jonge artsen op te leiden.”
Vacatures
Om het aannemen van gepensioneerde specialisten te stimuleren heeft Van ’t Pad Bosch vorig jaar september het bureau Medicalwork opgezet. “Ik merkte dat er zowel bij gepensioneerden als bij ziekenhuizen veel animo voor was. Voor de ziekenhuizen is het gunstig omdat zo openstaande of tijdelijke vacatures worden ingevuld met specialisten. Tegelijkertijd geeft het gepensioneerde specialisten de mogelijkheid scherp te blijven en zichzelf verder te ontwikkelen in hun vakgebied. Deze artsen vinden het vaak aantrekkelijk om een bijdrage te leveren aan de zorg; beloning is van secundair belang.”