Het Erasmus MC doet in de vorm van een full colour jaarverslag verslag van dierproeven in het ziekenhuis. Volgens het academisch medisch centrum in Rotterdam is het voor eerst dat een universitair medisch centrum op een dergelijk wijze openheid van zaken geeft over dierproeven.
Alternatief
In 2009 heeft het Erasmus MC ongeveer 42 duizend dierproeven uitgevoerd. De meest ingezette proefdieren zijn muizen (84 procent), gevolgd door ratten (8 procent), zebravissen (5 procent) en fretten (1procent). Het Erasmus MC stelt in het jaarverslag alleen proefdieren te gebruiken als er geen reële alternatieven bestaan voor het onderzoek. Dit wordt getoetst door een onafhankelijke ethische commissie. Verder wordt op allerlei gebied gewerkt aan de vermindering, verfijning en vervanging van dierproeven.
Daarna volgen ratten en vissen. Het Erasmus MC stelt in het jaarverslag alleen proefdieren te gebruiken als er geen reële alternatieven bestaan voor het onderzoek. Dit wordt getoetst door een onafhankelijke ethische commissie. Verder wordt op allerlei gebied gewerkt aan de vermindering, verfijning en vervanging van dierproeven.
Extreme standpunten
Met het publieksjaarverslag over 2009 wil de organisatie een beeld geven van het belang van dierproeven voor wetenschappelijk onderzoek en onderwijs, en de plaats die dieren innemen. Het Erasmus MC hoopt dat deze publicatie iedereen laat nadenken over het gebruik van proefdieren en de bijhorende ethische dilemma’s. Volgens het Erasmus MC wordt de discussie nu nog te eenzijdig gevoerd door mensen met extreme standpunten.
Meepraten
“We willen dat iedereen beseft welke plaats dierproeven innemen in het medisch onderzoek en welke ethische dilemma’s daaraan kleven”, aldus directeur Martje Fentener van Vlissingen van het Erasmus Dierexperimenteel Centrum. “Gezondheidszorg en de verdere ontwikkeling ervan is iets wat iedereen aangaat. Daarvoor zijn onderzoeken nodig die vooralsnog niet zonder dieren gedaan kunnen worden. Daar zou dus ook iedereen over moeten meepraten.” ‘Dierproeven verantwoord’ is het eerste in een reeks van vijf publicaties die de komende jaren zullen verschijnen.