Ggz-aanbieders moeten bij het beheer en ontwikkeling van hun vastgoed afstand nemen van korte termijn gebruiksbehoeften en meer oog hebben voor integrale, gebiedsgerichte herontwikkeling. Dat constateren TNO, Vitaal ZorgVast en Twynstra Gudde in het studie ‘Cliëntgericht ondernemen in de ggz’.
Ggz-aanbieders zien zich in toenemende mate geconfronteerd met de vraag wat ze met hun vastgoed aanmoeten. In de vorm van de klassieke instellingsterreinen beschikken veel ggz-instellingen van oudsher over een groot areaal aan grond en bijbehorend vastgoed. Dankzij de vaste vergoeding voor kapitaal- en huisvestingslasten was de bekostiging van dergelijk extensief en duur vastgoed tot voor kort geen probleem. Daar is met de komst van een nieuw financieringsstelsel waarin aanbieders de huisvestingslasten via de geleverde zorg zelf moeten terugverdienen een eind aan gekomen.
Afstoten
Bovendien beweegt de ggz zich met concepten als ambulantisering, community treatment en ehealth zich steeds verder weg van de klassieke, locatiegebonden setting. Minder bedden betekenen minder inkomsten, dus ook minder mogelijkheden om vastgoed via zorgproductie te bekostigen. Om die reden hebben veel instellingen er voor gekozen delen van het vastgoed af te stoten. Volgens TNO, Vitaal ZorgVast en Twynstra Gudde is dit geen valide vastgoedstrategie. “Door de kredietcrisis is het niet langer zo dat grondwaarde eenvoudig kan worden omgezet in financiële ruimte voor instellingen”, aldus de drie partijen. “Ook de komende jaren zullen de gevolgen van de kredietcrisis de financiële ruimte om te ondernemen beperkt houden.”
Bedrijfsmiddel
Ook geven instellingen met het afstoten van vastgoed een strategisch bedrijfsmiddel uit handen, waardoor ze in de toekomst in hun ontwikkeling en groeimogelijkheden beperkt worden. “Grond is immers schaars en de tolerantie van de maatschappij voor ‘zich anders gedragende’ mensen neemt af”, aldus de opstellers van de studie.
Evenwicht
De opstellers pleiten daarom voor een nieuwe benadering waarbij de cliëntwaarde, vastgoedwaarde en bedrijfsvoeringswaarde in evenwicht zijn. Deze integrale benadering zou zich wat de auteurs betreft ook moeten vertalen in een verruiming van de vastgoedkaart. “Bij de herontwikkeling van een ggz-hoofdlocatie is het gebiedsdenken een belangrijke invalshoek”, stellen TNO, Vitaal ZorgVast en Twynstra Gudde. “Gebiedsdenken beperkt zich niet tot het terrein op zich, maar strekt zich uit tot een veel ruimer geografisch gebied.”
Ervaring
Partnerships met derden daarbij volgens de auteurs uitkomst bieden. “Beleggers en vastgoedontwikkelaars kijken met een bredere maatschappelijke blik naar het toevoegen van functies, passend bij het terrein en de fysieke en maatschappelijke omgeving”, aldus de auteurs. “Door de grotere ervaring met gebiedsontwikkeling kunnen zij los van de directe instellingsbelangen, maar passend op de ontwikkelingen in de zorg, voorstellen maken over het versterken van de functies op de hoofdlocatie. Samen met de zorginstelling wordt dan een goede mix gemaakt van zorgfuncties en maatschappelijke functies.” Wel moet hierbij de visie van de zorginstelling leiden zijn, vinden de auteurs.