Doorverwijzingen
Als we naar de zorgketen tussen verpleeghuis en ziekenhuis kijken, verwachten we een veelheid aan verwijzingen naar het ziekenhuis. Wanneer een arts uit het ziekenhuis in de verpleeghuizen beleid maakt, leidt dit tot aanzienlijk minder doorverwijzingen. Dat klinkt natuurlijk geweldig, maar heeft dit geen gevolgen voor de kwaliteit van leven?
Dit is een zeer complexe vraag met een minstens zo complex antwoord. Het raakt de essentie van waar de ouderenzorg in meest primaire zin over gaat, namelijk het bewaken en zo mogelijk verbeteren van de kwaliteit van leven. De meeste ziekenhuizen, daarmee medisch specialisten, zijn kosteloos telefonisch te consulteren door collega artsen. Door inhoudelijke kennis van de organisatorische zaken van het ziekenhuis als ook inhoudelijke kennis van protocollen, kan er eenvoudiger geschakeld worden in beleidvorming tussen de arts in het verpleeghuis en die in het ziekenhuis. Bijvoorbeeld door een onderzoek, waar normaal een opname aan vast zit, uit te laten voeren door de specialist en verdere opname en nacontrole in het verpleeghuis plaats te laten vinden. Dit bespaart kosten voor de zorg en, bovenal, ongemak voor de patiënt.
Echter blijft het meest belangrijke punt dat een verwijzing naar het ziekenhuis eigenlijk altijd een negatief effect op de kwaliteit van leven heeft, door de lasten die het met zich meebrengt. De hamvraag is of de verwachte baten die een ziekenhuis kan bieden, in termen onderzoek en/of behandeling, hier tegenop wegen.
Belangen van de familie
In de zorg als geheel, dus ook de specifieke zorgketen voor ouderen, zijn vele verschillende belangen van veel verschillende stakeholders te vinden. De familie heeft hier terecht een grote rol in, die hier tegenwoordig ook meer erkenning in krijgt. Vanuit het oogpunt van de zorg is het ‘meenemen’ van de familie of mantelzorgers van de patiënt in het traject van beoordeling en behandeling essentieel. Hun leven, hun emoties en daarmee hun eigen gezondheid zijn vaak nauw verbonden met die van de patiënt voor je. In wezen behandel je een patiënt niet volledig als je een essentieel onderdeel van hun wezen, zoals familie, achterwege laat.
Stel voor dat een behandeling het leven van een patiënt verkort. Wanneer de familie in dit scenario niet is meegenomen in het proces wordt zij plots geconfronteerd met het verlies van hun geliefde. Mogelijk spelen er nog vele vragen op dat moment. Door het mentalen conflict tussen sterke emoties enerzijds, en onbeantwoorde rationale overwegingen anderzijds wordt het rouwproces mogelijk verstoord en vertraagd. Hierdoor wordt er meer en een langer lijden ervaren van dit rouwproces. De arts die dit scenario tot uitvoer brengt heeft de oorspronkelijke patiënt geholpen, maar één of meer nieuwe patiënten gecreëerd.
Voor de zorgketen heeft het tijdig betrekken van de familie een tweeledig effect. Op korte termijn stijgt de werkdruk en daalt de efficiëntie. Er gaat veel tijd en aandacht zitten in het afwegen van individuele belangen en wensen. Op lange termijn is het effect echter positief: er worden geen of minder patiënten ‘gecreëerd’ in de slibstream van het helpen van de primaire patiënt. Een onmeetbaar bijverschijnsel, wat opvalt in de praktijk, is dat de familieleden aangeven meer vertrouwen te krijgen in de zorg als geheel.
Hoge maatschappelijke eisen
De huidige maatschappij stelt in toenemende mate hoge eisen. Dit uit in onrealistische verwachtingen en eenzijdig afgewogen verzoeken, die op lange termijn meer schaden dan baten. Hierin speelt vaak de familie een sleutelrol, als het op individueel patiënte niveau bekeken moet worden.
“Tegenwoordig hoeft toch niemand meer pijn te lijden!” Is een vaak gehoorde uitspraak, of beter, eisende schreeuw om hulp. Pijnstilling voor bijvoorbeeld chronische artroseklachten biedt zelden voldoende verlichting. Wanneer hiervoor opioïden (waaronder morfine en het beruchte oxycodon) worden gebruikt, vergroot men het risico op ongelukken zoals vallen. Voor ouderen is dit een ernstig gevaar: een val kan lijden tot veel meer pijn en gaat gepaard met een lange lijdensweg, die vaak gemakshalve vergeten.
Het kost dus tijd om al die verschillende belangen in kaart te brengen en met elkaar te bespreken. Dit kost geld en daar gaat de discussie dan vaak snel over. Uiteindelijk wordt vaak geroepen dat het ‘rendement’ van deze exercitie hoog genoeg moet zijn. De hamvraag moet zijn, als iedereen zoveel moeite steekt in het verdedigen en behartigen van belangen, wie zorgt er dan nog echt voor de patiënt?
Kostenbeheersing in het netwerk
In de industrie is al lang aangetoond dat het samenbrengen van alle belangen kan leiden tot (grote) kostenbesparingen. Dagelijkse kost voor de supplychainmanager, maar een relatief nieuw begrip in de zorg. Door ieders wensen goed af te wegen, in overleg keuzes te maken en een plan te maken voor de gehele zorgketen, kan verspilling verminderd worden, wachttijden verkort en de kwaliteit van zorg verbeterd.
Vanuit het denken in processen en netwerken klinkt dat logisch, maar wordt in de praktijk niet altijd zo gevoeld. Door verschillende (perverse) prikkels in het systeem is het makkelijker en gunstiger voor jezelf te kiezen dan voor elkaar. Binnen de nieuwe zorg zullen we dus schakels in het zorgnetwerk moeten laten aansluiten, niet alleen door de processen te beschouwen, maar ook de belangen te delen.
Dat artsen hier een essentiële rol in kunnen vervullen moge duidelijk zijn. Zij zijn immers in essentie de supplychainmanager binnen de zorg.
Robin van Luipen, waarnemend arts bij Argos Zorggroep