Het zijn aansprekende teksten die mensen bijblijven en waar men uiteraard van schrikt. Toch is het goed om verder te kijken dan de populaire soundbites en je af te vragen of deze wel kloppen. Dus hierbij wat uitstroominformatie met nuance.
Uitstroom met nuance
De uitspraak ‘De helft van nieuwe zorgmedewerkers is binnen twee jaar weer weg’ klopt niet. Wat wel klopt; de uitstroom uit de sector in Noord-Brabant bestaat voor 44% uit mensen die korter dan 2 jaar in dienst waren. Een klein verschil in formulering, een groot verschil in effect.
Bovendien wordt het uitstroompercentage van deze groep medewerkers gebracht als een nieuwe ontwikkeling terwijl dit percentage in de afgelopen jaren weliswaar schommelt en regionale verschillen laat zien, maar niet duidelijk stijgt of daalt.
Ook klopt de aanname niet dat deze groep nieuwe medewerkers verantwoordelijk is voor de grootste uitstroom. Die wordt namelijk veroorzaakt door mensen die 5 jaar of langer in dienst waren.
Wat we ook vaak horen en lezen is dat de uitstroom van jonge medewerkers zo hoog is. Nu wil ik dat niet ontkennen, maar het is toch ook wel relevant te vermelden dat juist de uitstroom van medewerkers jonger dan 25 jaar het meeste is gedaald. In onze provincie van een uitstroompercentage boven 25% in 2014 naar een uitstroompercentage onder 20% in 2019.
Daarbij is het goed te beseffen dat de uitstroom buiten de sector in 2018 weliswaar hoger was dan in 2017 en 2016, maar dat het verschil met respectievelijk 2.9 en 0,2 procentpunten heel klein is. Bovendien is de uitstroom uit de sector wél lager dan in de jaren 2011 t/m 2016. En zoals inmiddels ook bekend is; de instroom is sinds 2016 groter dan de uitstroom dus de werkgelegenheid groeit.
Meer uitstroomfeiten
- In het vierde kwartaal van 2018 verlieten 14.650 werknemers in Noord-Brabant de sector zorg en welzijn.
- Van de uitstroom uit de sector was 25% korter dan een jaar in dienst en 19% korter dan twee jaar. Respectievelijk 3.663 en 2.784 werknemers.
- Van de uitstroom uit de sector stroomde 43,5% uit naar een andere sector, 56,5% stroomde uit naar inactief of een uitkering. Respectievelijk 6.370 en 8.280 werknemers.
Realiteitsbesef
Het blijven indrukwekkende cijfers en ik wil de hoogte van de uitstroom zeker niet bagatelliseren of de noodzaak tot verlaging van de uitstroom afzwakken. Maar het is wel goed om hier met een besef van realiteit naar te kijken. Want uit de cijfers blijkt dat meer dan de helft van de mensen die vertrekken uitstromen naar inactiviteit of een uitkering. Dat deel is een stuk moeilijker te beïnvloeden dan de uitstroom naar andere sectoren. Overigens werken we momenteel aan een publicatie die de toekomstige uitstroom naar pensionering duidelijk in beeld brengt.
Bovendien blijkt uit het onderzoek van RegioPlus, waaraan wij ook deelnemen, dat slecht 20% van de vertrekkende werknemers niet meer terug wil keren binnen de sector, en 80% van hen geeft aan dat ze in de toekomst weer binnen de sector wil werken. Hier liggen dus kansen voor werkgevers! Ook blijkt uit dit onderzoek dat de twee belangrijkste vertrekredenen (samen goed voor 44%) gevormd worden door redenen die werkgevers maar moeilijk kunnen beïnvloeden.
Kortom
De uitstroom uit de sector is hoog, maar lager dan in de jaren 2011 t/m 2016 en de uitstroom van jonge medewerkers neemt niet toe maar af. Een groot deel van de uitstroom is moeilijk te beïnvloeden maar dat ontslaat werkgevers en andere stakeholder niet van de plicht om zich maximaal in te spannen voor het behoud van zoveel mogelijk medewerkers!
Martin van Berloo
Beleidsmedewerker Strategische Analyse bij Transvorm