De NZa ziet in de contractering tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders een middel om invulling te geven aan de afspraken uit het hoofdlijnenakkoord dat de sector in 2018 heeft gesloten. Het gaat om afspraken over doelmatigheid, kwaliteit, innovatie, organiserend vermogen en de juiste zorg op de juiste plek. De monitor moet inzichtelijk maken of de partijen deze afspraken in het achterhoofd hebben wanneer ze over contracten spreken. Dat lijkt in de ggz nauwelijks het geval.
Lage respons
Opvallend is dat heel weinig vrijgevestigde zorgaanbieders deze keer de vragenlijst van de NZa hebben ingevuld. In haar rapportage uit de zorgautoriteit hierover haar verbazing. “Er is veel te doen rondom de contractering in de ggz, bijvoorbeeld over omzetplafonds en patiëntenstops. Daarom verbaast het ons dat de respons op de vragenlijst bij de vrijgevestigde zorgaanbieders zeer laag is”, schrijft de zorgautoriteit.
In totaal hebben acht zorgverzekeraars de vragenlijst ingevuld, twee kleine zorgverzekeraars hebben dat niet gedaan. Bij instellingen was de respons iets groter dan vorig jaar (van 44 naar 48 in 2020). De respons van vrijgevestigde zorgaanbieders was 71 tegen 331 in 2019. De NZa vraagt de branches van de vrijgevestigde zorgaanbieders om na te gaan waarom de respons zo laag is. “We horen graag van hen welke stappen we kunnen zetten om de respons voor de monitor 2021 te verbeteren.”
Tekenen bij het kruisje
Van de zorgaanbieders die de vragenlijst wel hebben ingevuld, zijn de meesten minder tevreden over de onderhandelingsruimte en de ruimte voor maatwerk in het contract dan vorig jaar. Dat geldt zowel voor zorginstellingen als voor vrijgevestigde aanbieders. Vooral de vrijgevestigde aanbieders stellen dat zij vaak alleen mogen tekenen bij het kruisje. Een inhoudelijke reactie op hun vragen krijgen ze van de zorgverzekeraar vaak.
“Wij begrijpen dat de zorgverzekeraars niet met iedere individuele vrijgevestigde in gesprek kunnen gaan en maatwerk kunnen leveren, en digitaal contracten aanbieden aan deze groep zorgaanbieders”, schrijft de NZa hierover. “Maatwerk en individuele gesprekken zijn gezien de grote aantallen vrijgevestigde zorgaanbieders niet te organiseren. Van zorgverzekeraars verwachten wij wel dat zij ondanks het digitale contracteerproces vrijgevestigde zorgaanbieders (al dan niet in georganiseerd verband) de ruimte te geven voor hun vragen.”
Weinig over inhoud
Op het contracteerproces is nog wel meer aan te merken. Zo is voor zorgaanbieder lastig dat de termijnen voor het indienen van een verzoek tot contractering niet uniform zijn. Ook moeten ze lang of tevergeefs wachten op inhoudelijke beantwoording van hun vragen en is de besluitvorming over contracteringsverzoeken niet altijd transparant.
Toch stelt de NZa dat verzekeraars vooral meer oog moeten hebben voor de inhoud van contracten. “Wij vinden het zorgwekkend dat er in de contracten zo weinig concrete afspraken staan over de inhoud”, schrijft de zorgautoriteit. “Het gesprek zou moeten gaan over onderwerpen als wachttijden, zorg voor patiënten met een complexe zorgvraag, innovatie, de kwaliteit van de zorg, wat de juiste zorg is voor de patiënt en op welke plaats die het beste gegeven kan worden. In plaats daarvan ligt de nadruk nu in veel gevallen eenzijdig op het financiële aspect.”
Een onderwerp als wachttijden staat hoog op de (politieke) agenda, maar komt nog maar weinig aan bod in de contracten, blijkt uit de monitor. “We zien dat men in een aantal regio’s goed samenwerkt om de wachttijden te verminderen. Wij verwachten van de zorgverzekeraars dat zij hierover afspraken maken met zorgaanbieders. We vinden het dan ook niet acceptabel dat maar vier zorgverzekeraars en 17 procent van de instellingen die de vragenlijst hebben ingevuld, aangeven dat ze specifieke afspraken hebben gemaakt over het verminderen van de wachttijden”, schrijft de NZa.
Bijcontractering onvermijdelijk
Hoewel zorgverzekeraars in de contractering vooral oog hebben voor de financiën, blijken de afspraken die ze maken in de praktijk lang niet altijd passend. Bijna alle verzekeraars proberen bijcontractering zoveel mogelijk te voorkomen. Toch heeft in 2019 73 procent van de responderende instellingen en 25 procent van de vrijgevestigde respondenten in de monitor van de NZa een verzoek tot bijcontractering ingediend. De belangrijkste reden hiervoor was het bereiken van het omzetplafond. “Bijcontractering is vrijwel niet te voorkomen”, stelt de NZa dan ook vast. “Zorgverzekeraars en zorgaanbieders kunnen niet in de toekomst kijken, dus is het onvermijdelijk dat contracten soms om bijstelling vragen.”
Hoewel veel verzoeken tot bijcontractering worden ingewilligd, zijn zorgaanbieders niet blij met hoe dat gaat. “Het proces gaat traag, het duurt te lang voordat zorgverzekeraars een besluit nemen. Als de reden voor het extra budget van structurele aard is, moet de zorgaanbieder soms toch opnieuw een verzoek voor extra budget indienen in het volgende jaar. Daarnaast ervaren ze het beoordelingsproces niet als transparant. Ze vinden de redenen voor toe- of afwijzing vaak onduidelijk en de onderbouwing van het besluit summier. En het feit dat zorgverzekeraars soms een aanvraag al niet meer in behandeling nemen als die één dag te laat is, leidt tot onbegrip.”
Lees al het nieuws uit de zorg elke ochtend in onze nieuwsbrief: Skipr daily. Schrijf u hier in.