Extra financiële middelen zullen geen effect hebben
Na een jarenlange klaagzang, heeft het kabinet enkele honderden miljoenen extra vrijgemaakt voor de gemeenten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de Jeugdwet. De huidige tekorten bij gemeenten zijn grotendeels ontstaan bij de decentralisatie in 2015. Naast de budgetkortingen zijn de administratieve lasten fors toegenomen, als gevolg van facturatie en verantwoording naar soms wel meer dan honderd gemeentelijke contractpartners.
Voeg daarbij dat door de decentralisatie meer jongeren in het vizier van de gemeente en de jeugdzorg kwamen en de torenhoge tekorten van gemeenten zijn snel verklaard. De extra middelen die het kabinet nu heeft vrijgemaakt, gaan er naar mijn mening niet toe leiden dat er veel meer geld naar de jeugdzorg(aanbieders) zal vloeien.
Inzetten op preventie, vroegsignalering en matched care
Er is ook positief nieuws: er worden steeds meer stappen gezet in de richting van preventie en vroeg-signalering. Scholen worden een steeds belangrijkere vindplaats en wijkteams vervullen een goede rol in de meer enkelvoudige problematiek. Praktijkondersteuners in huisartsenpraktijken voorkomen doorverwijzingen naar de specialistische jeugd-GGZ.
Bij de meer complexe problematiek waarbij vrijwel altijd ook de omgeving/gezin van de jongere onderdeel van de behandeling moet zijn, kraakt het stelsel echter in zijn voegen. Ik heb van nabij gezien dat vaak te lang met gezinnen en jongeren wordt aangemodderd. Dit blijkt onder meer uit de oververtegenwoordiging van jongeren van 16/17 jaar in de jeugdzorg plus. Het ontbreekt in die gevallen veelal aan regie en onvoldoende kennis bij gemeenten. Gevolg is vaak te laat ingrijpen. Dit wordt nog eens versterkt doordat veel gemeenten het principe van stepped care hanteren in plaats van matched care waarbij direct de passende zorg wordt verleend.
De aanpak van complexe problematiek vraag om een volwassen samenwerkingsrelatie tussen gemeenten en jeugdzorg-aanbieders waarin beide partijen op basis van gelijkwaardigheid de wensen en mogelijkheden kunnen bespreken. Gelukkig zijn er steeds meer gemeenten die dit onderkennen en die ook inzien dat bij de meer complexe problematiek de kennis en kunde van de jeugdzorg-aanbieders onontbeerlijk is. Jeugdzorg-aanbieders op hun beurt slaan meer en meer de handen ineen.
Veel aanbieders zijn (te) klein
Uit recent onderzoek van BDO en EY blijkt daarnaast dat de financiële situatie van vier van de tien jeugdzorgaanbieders ‘hoog risicovol’ is. Bij veel van deze aanbieders is de rek er uit. Wat staat hen te doen? Ik zie een paar (combinaties van) mogelijkheden. Een eerste mogelijkheid is kritische doorlichting van het productaanbod (portfolio-analyse). Een tweede mogelijkheid is schaalvergroting.
Minder inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen is nodig
Jeugdzorg plus instellingen hebben te maken met de door de minister van VWS geformuleerde doelstelling van nul vrijheid beperkende maatregelen. Als streven kan ik deze doelstelling zeker omarmen en de inzet van dwang- en drangmaatregelen kan echt nog omlaag. Echter, nul vrijheidsbeperkende maatregelen is een utopie en dus een irreële verwachting van de minister, wetend ook dat steeds meer jongeren met een psychiatrische problematiek in de jeugdzorg plus instromen.
Behandelaren moeten hun stem verheffen
Dan nog iets over de behandelaren binnen jeugdzorg-instellingen. In mijn optiek moeten de behandelaren (orthopedagogen, psychologen) zich in het regionale en landelijke debat meer roeren, heb ikzelf van nabij gezien. In dat opzicht kunnen ze een voorbeeld nemen aan de medisch specialisten in ziekenhuizen. Daar kan een raad van bestuur echt niet omheen. Sterker nog: medisch specialisten spelen in toenemende mate een rol in de besturing van het ziekenhuis
Structuurwijziging gaat niet helpen
Eind vorig jaar hebben de IGJ en de Inspectie jeugd en veiligheid geconstateerd dat hulp voor jongeren en gezinnen met de meest complexe en zware problematiek nu ‘niet’ of ‘niet tijdig’ beschikbaar is. Kwetsbare kinderen komen terecht op achtereenvolgende wachtlijsten. Het kabinet erkent dat te veel kinderen niet op tijd hulp krijgen en wil meer regionale samenwerking afdwingen. De ministers hebben in een kamerbrief van maart jl. laten weten op welk bestuurlijk niveau welke vormen van jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering worden aangeboden. Het regime wordt voor gemeenten meer dwingend, aldus de ministers.
De ministers gaan voorbij aan het feit dat dat gemeenten nu al de meeste jeugdzorg op regionaal of zelfs bovenregionaal niveau inkopen. Wel stellen gemeenten binnen deze samenwerkingsverbanden hun eigen (verantwoording) eisen en indicatoren. Het zou goed zijn indien de betrokken ministers dat een halt toeroepen en daadwerkelijk inzetten op vereenvoudiging van het stelsel. Het (weer) onderbrengen van de jeugd GGZ onder de zorgverzekeringswet verdient naar mijn idee serieuze overweging.
De sector moet zich meer profileren
De jeugdzorg-sector heeft te maken met hoge verwachtingen aan de ene kant en staat aan de andere kant voor complexe keuzes. Ik vind dat de sector zich onder aanvoering van Jeugdzorg Nederland nadrukkelijker mag profileren. De sector mag meer voor zichzelf mag opkomen en zich meer zelfbewust tonen.
Een stevig(er) tegengeluid en het actief meedoen aan het landelijke en regionale debat het gewenst, om naar de samenleving duidelijk te maken wat de samenleving redelijkerwijs van de jeugdzorg (gemeenten, aanbieders, gecertificeerde instellingen, onderwijs) mag verwachten.
Mark Vos
Partner zorg bij Pool Management & Organisatie