Nederlandse zorgaanbieders hebben volgens de reviewgroep geregeld te maken met een zogenoemde vendor-lock-in. Organisaties zijn zo afhankelijk van een leverancier dat afscheid nemen of overstappen niet mogelijk is zonder grote praktische en financiële gevolgen. “Hierdoor wordt er nu en in de toekomst te veel geld betaald aan de geautomatiseerde gegevensoverdracht”, aldus de reviewgroep. “Winstmarges van 80 procent komen voor. Dat is geld dat niet besteed kan worden aan de werkelijke zorg van patiënten.”
Monopolisten
Volgens de reviewgroep is dit vraagstuk onlosmakelijk verbonden met een verdere uitrol van digitale gegevensuitwisseling. Softwarebedrijven kunnen in het zorgdomein optreden als ‘monopolisten’ met ‘eigen standaarden’. Zij bepalen hierdoor de ruimte voor en het tempo van gegevensuitwisseling. Op grond van deze machtspositie betwijfelen veel betrokkenen volgens de reviewgroep of het stellen van wettelijke normen leveranciers wel zal binden aan digitalisering in de zorg. In plaats van het zoeken naar nieuwe standaarden zou Nederland beter kunnen aansluiten bij de reeds bestaande internationale standaarden.
Banden
Het lastige is dat het ministerie ten dele is aangewezen op de expertise uit de hoek van de ICT-bedrijven. Een aantal nieuwe medewerkers bij de directie Informatiebeleid heeft banden met leveranciers. “Dat is, gelet op de schaarste op de arbeidsmarkt, soms onvermijdelijk. Het vraagt wel om zorgvuldigheid en transparantie”, aldus de reviewgroep.
Niet duidelijk
Als het over de aansturing van het programma gaat, constateert het reviewteam dat “een goede, strakke(re) programmasturing en (formele) overleg- en besluitvormingsstructuur node wordt gemist”. Het is niet duidelijk ‘wie waar over gaat’ en er zijn veel informele lijnen, aldus het reviewteam.
Volgens de reviewgroep is dit mede een gevolg van het feit dat een deel van de top van VWS het expliciete eigenaarschap in het digitaliseringsprogramma op zich heeft genomen. Doordat de minister, de secretaris-generaal en de directeur informatiebeleid het eigenaarschap zo naar zich hebben toegehaald, is dat in de rest van de organisatie, maar ook daarbuiten, diffuus is geworden.
Afhaakgedrag
“Onduidelijk blijft namelijk langs welke lijnen de besluitvorming loopt”, constateert de reviewgroep. “Iedere functionaris van hoger niveau kan – en dat gebeurt ook – een moeizaam tot stand gebracht en afgestemd document naar eigen inzicht geheel weer veranderen. Dit kan zonder heldere terugkoppeling naar alle betrokkenen. Deze werkwijze leidt tot irritatie, frustratie, afhaakgedrag en vertrek uit het programma.”
Veilige omgeving
De zendingsdrang van de VWS-top voedt daarnaast een cultuur waarin tegenspraak impliciet dan wel expliciet wordt uitgelegd als “oneigenlijke weerstand, onvoldoende taakvolwassenheid of bureaucratische neigingen”. Volgens veel geïnterviewden moet er meer ruimte komen om de inhoud met elkaar te kunnen delen en daarop ook kritisch te kunnen reflecteren. Er moet een veilige omgeving zijn waar kritiek en tegenspraak gezien worden als kansen om een beter resultaat te krijgen.
Afstemmingsproblemen
De reviewgroep noteert ook signalen van solistisch optreden door de directie Informatisering. Bij de beleidsdirecties is weliswaar beleidskennis en –ervaring aanwezig, maar daar wordt door de directie Informatisering niet of nauwelijks gebruik van gemaakt.
Daarbij speelt er binnen VWS ook nog eens beperkte ervaring met de gekozen programmatische werkwijze. Dit leidt tot afstemmingsproblemen, met name tussen beleid, wetgeving en informatievoorziening. Dat levert onnodig vertraging op en spanning tussen de verschillende onderdelen binnen VWS, aldus de reviewgroep.
Betrokkenheid
Het draagvlak voor de digitaliseringsagenda komt ook onder druk door doel en opzet volgens velen niet helder is. De reviewgroep sprak betrokken die aangaven dat het voor hen niet helder was of het nu ging om een beleidsprogramma of een informatiseringsprogramma. Ook leeft de indruk dat het programma vooral gericht is op de curatieve zorg. “Dat brengt het risico met zich mee dat de betrokkenheid van andere zorgsectoren bij het programma afneemt”, aldus het reviewteam.
Complexe omgeving
Als verzachtende omstandigheden wijst de reviewgroep op de ‘zeer complexe omgeving met veel verschillende stakeholders’ waarin het programma Elektronische Gegevensuitwisseling in de Zorg zich afspeelt. VWS krijgt dan ook een pluim voor de manier waarop het de neuzen in dezelfde richting heeft gekregen. Het ministerie heeft niet alleen digitale gegevensuitwisseling blijvend op de agenda gekregen, voor de gedachte achter het programma bestaat in de zorg vrijwel unanieme steun. Toch moet de aanpak op ettelijke verbeterd worden, juist nu de fase van bewustwording overgaat naar invoering. De coronacrisis biedt in dit opzicht extra momentum en mandaat, denkt de reviewgroep.
Enigszins directief
Daar staan twee grote uitdagingen tegenover. De ene draait om de mate van centrale aansturing. Teveel hiervan leidt tot afkalving van het draagvlak voor digitalisering. Zolang de sector zelf verantwoordelijk voor de gegevensuitwisseling is en blijft, is dit dood in de pot. Tezelfdertijd constateert de reviewgroep dat de sector op tal van punten niet in staat lijkt zich zelf te organiseren. Het reviewteam zegt dan ook te begrijpen dat complexe programma soms “enigszins directief” moeten worden aangestuurd “om voortgang te boeken”. Even later krijgt VWS het advies om zich te ‘beperken’ tot faciliteren en voorwaarden scheppen.
Financiering
Een tweede hoofdbreken is de verdere financiering van de digitaliseringsagenda. Het Reviewteam ziet veel onduidelijkheid en verschillende inzichten over de financiering, nu en in de structurele situatie. Dan gaat om vragen als: moeten de initiële investeringen door het veld uit de eigen bedrijfsvoering worden gefinancierd en moet VWS geld blijven uittrekken voor de huidigie “versnellingsprogramma’s”? “Het programma komt nu in de inhoudelijke uitwerk- en implementatiefase, waarin ook helderheid en richting moeten worden gegeven over de toekomstige financiering”, stelt de reviewgroep. “Dit om te voorkomen dat de financiering boven de markt blijft hangen en essentiële bewegingen verlamt, en draagvlak verdwijnt.”