Dit is de belangrijkste conclusie uit de working paper ‘Houdbare ouderenzorg – Lessen en ervaringen uit andere landen’ dat vandaag is gepubliceerd door de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). De landenstudie is uitgevoerd door onderzoekers van Leyden Academy on Vitality and Ageing, IQ healthcare Radboudumc en Erasmus School of Health Policy & Management (ESHPM), en vormt een achtergrondstudie bij het lopende WRR-adviestraject Houdbare Zorg.
Aanleiding en opzet onderzoek
De houdbaarheid van de langdurige zorg voor ouderen staat in Nederland al geruime tijd op de beleidsagenda. Hoe houden we deze zorg betaalbaar (financiële houdbaarheid)? Hoe zorgen we voor voldoende goed opgeleid personeel, ook om de kwaliteit van zorg te waarborgen (personele houdbaarheid)? En hoe behouden we het draagvlak in de samenleving (maatschappelijke houdbaarheid)? Ook andere landen worstelen hiermee en hebben verschillende beleidskeuzes gemaakt om hiermee om te gaan. Door middel van literatuur- en documentonderzoek in combinatie met interviews met experts uit Denemarken, Duitsland, Engeland en Japan, hebben de onderzoekers in het rapport ervaringen uit die landen in kaart gebracht om daaruit lessen te trekken voor Nederland. Deze vier landen kennen vergelijkbare uitdagingen, zoals een vergrijzende bevolking en personeelstekorten in de zorg.
Geen pasklare oplossingen
De onderzoekers concluderen dat geen van de onderzochte landen dé oplossing heeft. Alle landen zoeken naar de ideale balans tussen financiële, personele (en kwaliteit in bredere zin) en maatschappelijke houdbaarheid. Lijken zij het op één of twee vlakken goed te doen, dan belemmert dit tegelijkertijd een andere dimensie van houdbaarheid. Zo hebben de lage lonen in de langdurige zorg in Duitsland, Engeland en Japan geleid tot slechtere kwaliteit van zorg en grotere maatschappelijke onvrede. Het duurzaam organiseren van de langdurige zorg voor ouderen blijkt een complex en taai vraagstuk waarin verschillende belangen, waarden en perspectieven gezien en gewogen moeten worden. Het hangt ook nauw samen met de culturele, historische en normatieve context, aldus onderzoeker Patrick Jeurissen (IQ healthcare): “Wat werkt in Duitsland hoeft bijvoorbeeld niet per se in Nederland te werken, en vice versa. Er zijn geen pasklare oplossingen.”
Eerst draagvlak, dan daadkracht
Uit de landenvergelijking komt naar voren dat het essentieel is om een realistische langetermijnvisie op de langdurige zorg te ontwikkelen. Er moet eerst worden geïnvesteerd in maatschappelijk draagvlak, door beleid te maken dat is geworteld in de culturele en normatieve kaders van de samenleving en daarmee de politieke waan van de dag overstijgt. Die langetermijnvisie zou in een open dialoog met alle belanghebbenden moeten worden besproken en ontwikkeld, ook om samen tot nieuwe oplossingsrichtingen te komen. Onderzoeker Tineke Abma (Leyden Academy): “De opdracht voor beleidsmakers wordt daarmee: eerst draagvlak, dan daadkracht! En niet omgekeerd, zoals al te vaak gebeurt. We moeten met elkaar in gesprek over wat voor samenleving we met elkaar willen, zeker in de wetenschap dat in de toekomst de betaalbaarheid van de zorg nog verder onder druk komt te staan. Zo’n dialoog kan mensen ook aan het denken zetten over hoe zij zelf eigenlijk oud willen worden. Mensen denken daar nu vaak pas over na als het zover is.”
Verbeter de condities voor mantelzorg
In alle onderzochte landen, en ook in Nederland, is ‘langer thuis wonen’ het streven, zowel vanuit het oogpunt van kwaliteit als het toegankelijk houden van zorg. Hierbij wordt steeds meer inzet verwacht van mantelzorgers. Onderzoeker Iris Wallenburg (ESHPM): “Ook in Nederland hebben we daarop ingezet vanuit het ordeningsprincipe van decentralisatie, maar daar ervaren we op dit moment wel knelpunten, onder andere omdat vrouwen steeds meer zijn gaan werken. We zien dat in Denemarken de condities voor ‘langer thuis’ beter zijn geregeld, daar zouden we als Nederland van kunnen leren. Langer thuis blijft wenselijk, maar dan moeten we er wel de randvoorwaarden voor scheppen. Je kunt dit niet alleen aan de mantelzorgers overlaten.”
Lees ook het interview met Ineke Abma op Zorgvisie: ‘Beleid Langer thuis wonen was halfbakken’
Lineke Verkooijen
‘We moeten met elkaar in gesprek over wat voor samenleving we met elkaar willen, tenminste in relatie tot ouderenzorg.’ Heel erg mee eens. Want hopelijk worden we allemaal ooit een oudere. En dan doel ik niet op de kwieke oudere, die tennist of golft en de campings bevolkt. Want daarna is er nog een fase in ons leven. Althans voor de meeste mensen. We gaan immers zelden gezond dood. Ten behoeve van een realistische langetermijnvisie op de langdurige zorg voeg ik graag bijgaande overdenking (blog) toe.
Gezond ouder worden, dus gezond doodgaan?
Wie wil dat niet, gezond oud worden? Dus spenderen we in Nederland heel veel tijd en geld aan gezond ouder worden. Onder meer door het doen van onderzoek naar wat we moeten doen en laten, veelal in uitgebreide programma’s, om het ideaal van gezond ouder worden te bereiken. Maar gaan we dan ook gezond dood? Of gaan we juist niet meer dood?
Het adagium gezond ouder worden lijkt de belofte in zich te houden dat we niet meer dood gaan. En dat is, voor de meeste mensen (en, moet ik eerlijk zeggen, ook voor mij), een veel leuker vooruitzicht dan die dood. Dus liever het beeld van het eeuwige leven op het netvlies dan dat van de dood. Hoe onrealistisch ook. Dat brengt met zich mee dat we een belangrijke fase in ons leven meer en meer lijken te ontkennen. Althans voor onszelf.
Een ander kan het overkomen, maar als we maar goed genoeg alles doen om gezond ouder te worden, dan gaat die fase aan onze deur voorbij. Ik bedoel daarmee de periode van de laatste jaren voor de dood. De fase waarin ons lichaam (en soms ook de geest) ons meer en meer in de steek laat. De fase waarin verzorging of verpleging steeds meer een noodzakelijk kwaad is. Of die fase nu komt na je 60e, 80e of je 100e, voor de meesten van ons zal die echt komen. Want vooralsnog is het zo dat we dood gaan omdat het lichaam niet meer werkt zoals we gewend waren. Onderdelen gaan kapot en met lapwerk houden we het nog een tijdje aardig vol, maar echt herstellen is er niet meer bij en uiteindelijk houdt het op.
Om dit verschijnsel niet helemaal te ontkennen, is met het omarmen van het adagium ‘gezond ouder worden’ ook gekozen voor een andere definitie van ‘gezondheid’. Niet langer is ‘gezond’ hetzelfde als ‘niet ziek’ of een vorm van ‘compleet welbevinden’. In de huidige opvatting wordt vooral de potentie benadrukt om gezond te zijn of te worden. En de verpleeghuisarts is een specialist ouderengeneeskunde geworden. Maar is het die potentie (en dus ‘genezing’) waar het in die laatste fase om gaat? Is het benadrukken van de potentie om gezond te zijn of te worden in die periode niet juist een benadrukken van de overtuiging van het eeuwige leven of een ontkenning van de dood?
Zou het in dit stadium niet juist moeten gaan om de potentie om waardig dood te kunnen gaan? En daarmee heb ik het niet over euthanasie, maar over het leven van die laatste fase. Doodgaan is een werkwoord, niet een momentopname. Want daar waar het aftakelen van het lichaam fysiek al in de vroege volwassenheid begint, vindt het afscheid nemen van het leven vooral plaats in die laatste fase. Dat is niet gericht op het bereiken van iets als gezondheid, maar eerder op het loslaten ervan. Ik pleit voor meer aandacht en waardering voor deze fase en in het denken over zorg en gun ons allen een tevreden afscheid.
marc Vieten
In plaats van de bestaande situatie als uitgangspunt te nemen is het beter een nieuw model te ontwerpen gebaseerd op meer zelfredzaamheid van de ouderen én een compleet ander werkformat om het werken in de zorg aantrekkelijk te maken en te houden. Er is een model uit een andere sector die zich daar uitstekend voor leent: het onderwijs. Elke leerkracht kent de percentuele verdeling van de uren die hij moet werken: lesgebonden (lees actieve zorgverlening);
niet-lesgebonden (lees zorgadministratie en overleg);
deskundigheidsbevordering (lees bij- en nacholing).
Met dit model reken je makkelijk uit hoeveel tijd iemand beschikbaar is voor ‘zorg aan het bed’ en baseer je daar een planning op. Ja, dan zet je iets meer uren in maar zo komen onze gewaarde collega’s meer tot rust, zijn de taken te overzien, daalt het ziekteverzuim, solliciteren er meer mensen, blijft iedereen leren en wordt dit prachtige vak weer mooi en aantrekkelijk. Dit model is toepasbaar op de héle zorgsector.
Marc Vieten
Directeur Valuas Zorggroep