De expertgroep is gevraagd om voor de zomer van dit jaar advies uit te brengen. Dat melden ministers Tamara van Ark en Carola Schouten in een brief aan de Tweede Kamer.
Naar aanleiding van de corona-pandemie wil het kabinet meer onderzoek doen naar het ontstaan van zoönosen. Het kabinet wil naar eigen zeggen ‘vooruitblikken en breder bezien wat nodig is om infectieziektenuitbraken zoals COVID-19 in de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen.’
Zoönosenstructuur
In Nederland bestaat sinds 2011 de zogenoemde ‘zoonosenstructuur’ die is gericht op een goede samenwerking tussen de humane en veterinaire gezondheidsorganisaties. Onder andere de ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) zijn hierin vertegenwoordigd. Maandelijks is er een overleg waarin signalen van jet ontstaan van mogelijke zoönosen worden besproken en waar nodig bestrijding wordt ingezet.
Expertgroep
Henk Bekedam is arts en heeft jarenlange internationale ervaring bij de WHO, onder andere in China, Egypte en India, op het gebied van One Health en zoönosen. Bekedam heeft na zijn aanstelling een voltallige expertgroep gevormd. In de expertgroep zijn de wetenschappelijke disciplines volksgezondheid, diergezondheid, natuur, milieu, biodiversiteit, en gedragswetenschappen vertegenwoordigd door: dhr. dr. W.F. (Fred) de Boer, dhr. prof. dr. ing. R.A.M. (Ron) Fouchier, dhr. prof. dr. J.A.J.W. (Jan) Kluytmans, dhr. prof. dr. T. (Thijs) Kuiken, dhr. prof. dr. W.H.M. (Wim) van der Poel, mw. prof. dr. R. (Ria) Reis, mw. prof. dr. ir. G. (Gerdien) van Schaik, dhr. prof. dr. J.A. (Arjan) Stegeman en dhr. prof. dr. L.G. (Leo) Visser. De expertgroep wordt bijgestaan door een onafhankelijk secretariaat dat is belegd bij ZonMw.
Zoönosen in Nederland
Het kabinet heeft daarnaast extra onderzoek gelast naar het ontstaan van onbekende zoönosen in Nederland. Zo doet het RIVM de komende vier jaar in nauwe samenwerking met de Wildlife Ecology en Conservation groep van Wageningen University & Research (WUR), onderzoek om te bepalen onder welke ecologische omstandigheden in Nederland de oversprong van wilde dieren op de mens kan worden veroorzaakt, waarbij vervolgens mens-tot-mens transmissie mogelijk is. Daarbij wordt aansluiting en samenwerking gezocht bij en met nationale partners en lopende Europese projecten.