Wet verplichte ggz
Om een corona-uitbraak in een zorginstelling in Noord-Holland te voorkomen, wendde de zorgverleners de Wet verplichte ggz (Wvggz) aan om bij een cliënt ingrijpmedicatie toe te dienen, haar 42 uur in te sluiten en een onvrijwillige coronatest af te nemen. De Wvggz geeft volgens de instelling grond voor behadeling van somatische aandoeningen, onderzoeken aan het lichaam en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid van het leven de cliënt.
De rechtbank oordeelde donderdag 18 februari dat het toedienen van de ingrijpmedicatie voldeed aan de voorwaarden voor tijdelijke verplichte zorg in noodsituaties, vanwege de agressie en dreigende houding van cliënt. Ook het insluiten van de cliënt voldeed volgens de rechtbank aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid.
Onrechtmatig
Het afnemen van een coronatest was echter niet rechtmatig, omdat het geen behandeling was van een somatische aandoening noch van de psychische stoornis. Het geldt ook niet als onderzoek van het lichaam, omdat de test een onderzoek ín het lichaam is. Bovendien had de instelling met minder verstrekkende middelen kunnen gebruiken om de veiligheid van de cliënt en instelling te waarborgen.
Wet zorg en dwang
Ook de Wet zorg en dwang, die lijkt op de Wvggz, biedt geen grondslag voor een verplichte coronatest. ‘De bestrijding van Corona en het voorkomen van verspreiding binnen de instelling zal plaats moeten vinden buiten de Wvggz en de Wzd en via de daarvoor bedoelde Wet publieke gezondheid (Wpg)’, schrijven advocaten Simone Koelewijn en Annechien Beijering-Beck.