Dit meldt tuchtrecht.nl. De klaagster en haar man waren sinds enkele jaren patiënt in de praktijk van beklaagde, die als huisarts werkt. Op 10 augustus 2020 haalde de echtgenoot van klaagster twee verwijsbrieven op. Eentje voor de klaagster, en een voor haar echtgenoot. Beide brieven zijn een verwijzing voor relatietherapie. De praktijkondersteuner had de verwijsbrieven opgesteld op verzoek van de echtgenoot van klaagster. De huisarts heeft de brieven ondertekend.
Borderline
In de verwijsbrief van de echtgenoot staat onder andere: “Problemen met ziekte partner: borderline”. De klaagster verwijt de huisarts dat hij zonder toestemming verwijsbrieven heeft gemaakt waarin medische informatie over haar staat vermeld. En dat hij deze brieven heeft meegegeven aan haar echtgenoot. Zo heeft de huisarts zijn beroepsgeheim geschonden.
Echtscheiding
Ook verwijt de klaagster de huisarts dat in de verwijsbrief van haar man een diagnose over haar staat vermeld –borderline- terwijl deze diagnose nooit bij haar is gesteld. Extra wrang is dat nu juist deze informatie door de inmiddels ex-echtgenoot is gebruikt tijdens de echtscheidingsprocedure.
Uitspraak tuchtcollege
De tuchtcollege stelt vast dat de huisarts het beroepsgeheim geschonden heeft. Hoofdregel is dat een arts een beroepsgeheim heeft en dit enkel met toestemming van de patiënt mag doorbreken. Door in dit geval zonder klaagsters toestemming de verwijsbrieven mee te geven aan haar echtgenoot, heeft beklaagde zijn beroepsgeheim geschonden. Het feit dat de enveloppen dichtgeplakt waren, verandert dit niet. De huisarts daarbij nagelaten te checken of klaagster een verwijzing wenste en of zij er mee instemde dat haar echtgenoot ook haar verwijsbrief zou meenemen, terwijl in die brief episodes uit haar medisch dossier stonden opgenomen.
De tweede klacht richt zich tegen de inhoud van de verwijsbrief voor haar echtgenoot, omdat in die brief in de episode de term ‘borderline’ staat vermeld en dit patiënte zelf betreft. Volgens de tuchtcollege valt de huisarts te verwijten dat hij in de verwijzing van de echtgenoot “Problemen met ziekte partner: Borderline” het woord ‘borderline’ heeft laten staan en deze brief heeft goedgekeurd met een handtekening.
Het probleem met het gebruik van het woord ‘borderline’ is dat niet in één oogopslag duidelijk is dat ‘borderline’ niet bedoeld is als diagnose. De gemiddelde lezer zal dit wél als diagnose interpreteren, met alle gevolgen van dien voor klaagster. Uit de verwijsbrief van de man komt onvoldoende duidelijk naar voren dat ‘borderline’ slechts een soort van subjectieve werkaantekening was van een andere huisarts, genoteerd tijdens een consult met de echtgenoot. Ter zitting en in de stukken heeft klaagster uiteengezet – en dit is door de huisarts niet betwist – dat zij noch binnen de huisartspraktijk, noch door de psychiater die zij bezocht, óóit met borderline is gediagnosticeerd.
De huisarts heeft na deze gebeurtenis meerdere gesprekken met klaagster gevoerd en heeft daarin zijn excuses aangeboden. Ook heeft de huisarts een VIM-melding gedaan en de werkwijze in zijn praktijk op dit punt aangepast. De huisarts krijgt van de tuchtcollege een waarschuwing.