Hoe zat het ook alweer?
Na het afwijzen van het Landelijk EPD in 2011 door de Eerste Kamer, nam de zorg zelf de regie over de digitale uitwisseling van patiëntgegevens. Om interoperabiliteit tussen zorgaanbieders mogelijk te maken, is per uitwisseling bepaald welke digitale gegevens beschikbaar moeten zijn. Door registratie en uitwisseling te standaardiseren kunnen verschillende ICT-systemen toch met elkaar praten. Eenheid van taal en techniek is de basis van deze standaarden. In de afgelopen jaren zijn op deze manier vele standaarden door het veld ontwikkeld. Het Ministerie van VWS stimuleert deze ontwikkelingen door subsidies te verstrekken en door alle veldpartijen samen te brengen in het Informatieberaad Zorg. Daarin worden samenhang en prioriteiten met elkaar afgestemd.
Implementatie en gebruik
Implementatie en gebruik blijkt echter weerbarstig. Leveranciers moeten deze standaarden inbouwen op vraag van de zorgaanbieders, zodat gegevens op dezelfde manier worden vastgelegd en kunnen worden uitgewisseld. Onder andere de door het ministerie gefinancierde VIPP-regelingen moeten ervoor zorgen dat zorgaanbieders deze vraag aan leveranciers kunnen stellen en daarmee de implementatie kunnen financieren.
Zorgaanbieders combineren hun vragen aan leveranciers echter niet of nauwelijks. Het gevolg is dat leveranciers iedere vraag apart kunnen behandelen en ieder antwoord individueel kunnen verkopen. Met als resultaat dat de standaarden niet overal hetzelfde worden ingebouwd én dat er meer maatschappelijke kosten worden gemaakt dan noodzakelijk. Dit belemmert uitwisseling. Met de wet neemt nu het Ministerie van VWS de gevraagde regie en verplicht daarmee om bepaalde uitwisselingen digitaal te doen. Hierdoor worden zorgaanbieders geholpen hun vraag aan de leveranciers op dezelfde manier te stellen en worden leveranciers verplicht om op eenzelfde manier in te bouwen.
Wet is geen doel op zich
In de Wegiz is opgenomen dat gegevensuitwisselingen vanuit een kwaliteitsstandaard, waar goede zorg staat beschreven, gestandaardiseerd en genormeerd worden. Hierop moeten leveranciers zich vervolgens laten certificeren. Dat klinkt eenvoudig, maar niet voor iedere uitwisseling bestaat een kwaliteitsstandaard (als dat al mogelijk is). Bovendien is het normeren van gegevensuitwisselingen nieuw en dit zal het veld dus ook tijd gaan kosten. En daar zit nu het dilemma. Want inmiddels liggen alle (informatie)standaarden, die samen met zorgaanbieders zijn gemaakt, klaar om gebruikt te worden door partijen. Corona laat duidelijk zien dat de uitwisseling en het hergebruik van patiëntgegevens dringend noodzakelijk is. Urgentie dus om te versnellen. Terwijl de uitvoering van de wet nog tijd en moeite gaat kosten. In dat dilemma ligt het risico dat we de Wegiz door aanpassingen vertragen of zelfs tegengehouden. En dat is het kind met het badwater weggooien.
De wet is uiteraard geen doel op zich, maar geeft een duidelijke richting aan en laat ruimte aan veldpartijen om die richting in te vullen. Met alleen maar ‘uitdragen en verleiden’ gaat de transformatie aantoonbaar te langzaam. De verplichting die de Wegiz met zich meebrengt, gaat helpen in de gewenste vraagbundeling en eenduidige opdrachten naar de leveranciers. Samenwerken om deze wet zo snel mogelijk tot uitvoering te krijgen, is in ieders belang. Dit naast de vele andere zaken die tegelijkertijd ook moeten gebeuren om digitale uitwisseling van patiëntgegevens te versnellen.
Leonique Niessen
Directeur-bestuurder Nictiz