“In die regionale ziekenhuizen zeggen ze: traumazorg kunnen we net zo goed hier. Maar die houding kost levens”, waarschuwt Loek Leenen, het hoofd van de trauma-afdeling van het UMC Utrecht. Uit wetenschappelijk onderzoek van het LNAZ, waaraan hij meewerkte, blijkt dat 72 procent van de patiënten in een traumacentrum binnen één uur een ct-scan heeft gehad. “Bij een gewoon ziekenhuis is dat maar 42 procent”, zegt Leenen. Terwijl snelheid in traumazorg juist “erg belangrijk” zijn, want “elke seconde telt”.
Vooral patiënten die ver van een traumacentrum gewond raken, komen geregeld in het verkeerde ziekenhuis terecht. “Als het dichtstbijzijnde traumacentrum meer dan 25 minuten weg is, komt nog maar de helft van de patiënten in een traumacentrum terecht”, zegt Leenen in een verwijzing naar het onderzoek van de krant.
Broze botten
De situatie van oudere vrouwelijke patiënten wordt het vaakst verkeerd ingeschat. Leenen heeft daar een verklaring voor: “Vrouwen hebben vaker broze botten en klagen minder.” De voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Spoedeisende Hulpartsen, David Baden, onderschrijft dat. Oudere patiënten, waaronder relatief veel vrouwen, vinden het volgens hem soms lastig aan te geven waar precies de pijn zit. De noodzaak tot opname in een gespecialiseerd traumacentrum is dan vaak minder duidelijk. Baden verklaart dit ook uit de hogere pijngrens van vrouwen: “Omdat ze vaak al bekend zijn met meerdere pijntjes.”
Norm
De voorzitter van het LNAZ, Ernst Kuipers, noemt het feit dat de selectie van ernstig gewonde patiënten vaak niet goed verloopt “zeer ernstig’. Mede daardoor voldoen slechts vier van de elf traumacentra in Nederland aan de norm van 240 traumapatiënten, die zij per jaar horen te behandelen om goed geoefend te blijven. Het frustreert Kuipers dat het in Nederland maar niet lukt om ernstige traumapatiënten naar de juiste ziekenhuizen te krijgen. “Als het nou langzaam de goede kant op gaat, oké, maar dit probleem bestaat al jaren en er verandert helemaal niks.” (ANP)