De vakbonden en werkgevers zijn al sinds november vorig jaar in onderhandeling over een nieuwe cao voor de 67 duizend medewerkers van de acht academische ziekenhuizen. Dat is een moeizaam proces en de oude cao is ruimschoots verlopen (1 januari). De inzet van een bemiddelaar leverde geen resultaat op en in juni werd duidelijk dat de onderhandelingen muurvast zaten. De grootste vakbond FNV dreigde met stakingen, maar de umc’s houden vol dat ze simpelweg het geld niet hebben om aan de gestelde salariseis te kunnen voldoen.
3 procent
De vakbonden willen voor al het personeel een loonsverhoging van 3 procent. Die komt volgens de NFU bovenop inhoudelijke verbeteringen, die ook geld kosten. Volgens de NFU is het allemaal bij elkaar financieel niet haalbaar. ‘Dat onze medewerkers een goede cao verdienen met een passende beloning en aantrekkelijke arbeidsomstandigheden, staat voor ons buiten kijf’, schrijft Schneider nu ook aan de minister. ‘Daar hebben zij recht op, altijd, en zeker nu, gezien hun enorme inspanningen tijdens de covid-19 pandemie en de ongewisse periode van inhaalzorg die voor ons ligt. Echter: onze financiële ruimte is zeer beperkt.’
Negatieve loonruimte
Schneider wijst erop dat de umc’s aan handen en voeten gebonden zijn door het hoofdlijnenakkoord voor de medische specialistische zorg. In het bestuurlijke akkoord is afgesproken dat ziekenhuizen hun groei moeten beperken tot nul procent in 2022. “Verder staat de bekostiging van andere kerntaken, onderwijs en onderzoek, onder druk. De starre toepassing van de OVA-systematiek is een andere grote factor: de kostentoename voor dit jaar overschrijdt de OVA-compensatie fors. Wij hebben onder andere te maken met doorloop van de vorige cao en oplopende pensioenpremies waarbij de umc’s zich vanwege de verplichte deelname aan het ABP in een nadelige en ongelijke positie bevinden ten opzichte van de algemene ziekenhuizen. Wij zijn de onderhandelingen feitelijk dus met negatieve loonruimte gestart”, aldus Schneider.
De middelen die er zijn willen de umc’s gebruiken voor groepen werknemers wiens salaris achterloopt bij dat van andere beroepsgroepen met eenzelfde opleidingsniveau. Het zou met name gaan om verpleegkundigen en klinisch ondersteunend personeel. Dit is in lijn met het recente advies van de Sociaal Economische Raad (SER) ‘Aan de slag voor de zorg’, dat vraagt om meer geld voor de middengroepen, waar de schaarste en de druk groot is.
Verantwoordelijkheid nemen
Naast de SER heeft ook de Tweede Kamer in verschillende moties gevraagd om structurele loonsverhoging voor zorgmedewerkers. “Dat de formatie van een nieuw kabinet zo lang duurt, mag geen reden zijn om daaraan geen spoedige uitvoering te geven”, schrijft Schneider tot besluit. “Het gevolg is immers dat er geen extra gelden zijn voor umc-personeel, met als resultaat de huidige impasse in de gesprekken met de vakbonden over de cao. (..) Gezien deze impasse en de ongewisse situatie waarin onze mensen al maanden verkeren, doen wij een dringend beroep op u om op de kortst mogelijke termijn uw verantwoordelijkheid te nemen: verstrek duidelijkheid of u het SER-advies en de parlementaire moties uitvoert door extra middelen ter beschikking te stellen voor verbetering van arbeidsvoorwaarden van onze medewerkers.”
De middelen die er wél zijn, wil de NFU in de nieuwe cao inzetten voor de functiegroepen waar de grootste achterstand is ten opzichte van de buitenwereld: het verpleegkundig en klinisch ondersteunend personeel. Ook het SER-advies van 12 mei jl. gaat in die richting: meer geld voor de middengroepen, waar de schaarste en de druk het grootst is.
Arne van Oranje
Ik begrijp de harde en starre houding van de grote vakbonden niet helemaal. Een looneis moet in balans zijn met hoe de financiële situatie is in een sector.
De sector zorg is in grote mate afhankelijk van politieke beslissingen over hoeveel geld er aan besteed wordt, en dat weten de vakbonden maar al te goed. Ze zitten ook in de SER.
Ik ben ook voor hogere lonen in de zorg maar als de politiek besluit dat de stijging op de nullijn moet zitten, wat “besloten” is in hoofdlijnakkoorden, kan de werkgever geen kant op.
Die hoofdlijnakkoorden klinken mooi maar zijn onder enorme politieke en ambtelijke druk genomen door de grote spelers betrokken bij de zorg. Waren ze hier niet mee akkoord gegaan dan was kabinet Rutte 3 flink gaan bezuinigen, of zoals de Rutte doctrine dat noemt “ombuigingen”. Het was buigen of barsten.