Eerder meldde De Jonge op basis van de derde rapportage van de monitor abonnementstarief Wmo dat het netto-effect van het abonnementstarief 309 miljoen euro zou zijn in 2020. Maar in die berekening voor dat bedrag ontstond een fout bij een van de correcties.
“Hierbij zijn verkeerde basiscijfers als uitgangspunt genomen waardoor te veel cliënten zijn meegeteld. Dit heeft ertoe geleid dat een te grote ‘correctie’ is uitgevoerd” , schrijft de minister. Hierdoor valt het netto-effect 21 miljoen hoger uit in 2020 dan eerder aangegeven, namelijk 330 miljoen euro.
Raming 2017
Dit betekent ook dat de raming voor het abonnementstarief uit het regeerakkoord van 2017 al in 2020 is overschreden. De kosten voor het abonnementstarief werden toen geschat op 290 miljoen euro. Verrekend naar het prijspeil van 2020 is dan 310 miljoen euro. Omgerekend gaat het om een overschrijding van 5 procent. In de Kamerbrief van 25 oktober ging de minister er nog vanuit dat door een verdere aanzuigende werking van de vaste eigen bijdrage van 19 euro de raming in 2021 zou worden overschreden.
De nieuwe correctie komt ook volledig op het conto van extra uitgaven aan ‘hulp bij het huishouden’ en ‘hulpmiddelen en diensten’. Het bedrag voor deze post is verhoogd van 209 miljoen op 25 oktober naar 230 miljoen in de nieuwe berekening. Kanttekening hierbij is dat een deel van de stijging is toe te schrijven aan tariefontwikkelingen in 2020. De overige 100 miljoen zijn gederfde inkomsten doordat mensen met een hoger inkomen een lagere eigen bijdrage betalen.
Eerlijkere bijdrage voor hulp in huis
De minister vindt al langer dat aanvullende maatregelen nodig zijn. In het nieuwe regeringsakkoord schrijft de coalitie dat het abonnementstarief heeft geleid tot een beperking van stapeling van zorgkosten en dat de regeling transparant en eenvoudig is in de uitvoering. Om ervoor te zorgen dat het stijgende gebruik van de huishoudelijke hulp de beschikbaarheid van de Wmo niet verder onder druk zet, wil de coalitie werken aan een “eerlijkere eigen bijdrage voor de huishoudelijke hulp met landelijke normen en met oog voor betaalbaarheid van lage- en middeninkomens. Hierdoor blijven hulp en ondersteuning beschikbaar”.
Eerder deze week bleek uit een rapportage van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) dat het toezicht op maatschappelijke ondersteuning nog steeds niet is verbeterd en soms zelfs is verslechterd. Het is voor het derde jaar dat het toezicht op de kwaliteit en de veiligheid van Wmo-zorg niet goed gaat. Onderzoekbureau Significant raadt aan om de eisen voor Wmo-toezicht in de wet scherper te formuleren en het toezicht regionaal te organiseren.