Foto: kieferpix /Getty Images/iStock
Kuipers maakte dit voorjaar bekend dat hij de integrale bekostiging van de geboortezorg wil opnemen als reguliere bekostiging, naast de monodisciplinaire bekostiging. Bij integrale bekostiging werken verloskundigen, gynaecologen en kraamzorg niet alleen nauw samen, maar declareren ze ook samen. Ze vormen dan een Integrale Geboortezorg Organisatie (IGO). De organisatie van verloskundigen KNOV was al geen fan van de – tot noch toe experimentele – integrale bekostiging. Na de bekendmaking van de minister zette de organisatie een nieuwe golf van protest in.
Kamer heeft veel vragen
De Tweede Kamer moet zich nog uitspreken over de plannen van Kuipers. De KNOV hoopt dat de Kamer deze een halt toeroept. Vanuit de Kamer zijn voorafgaand aan de behandeling van het voorstel veel vragen gekomen. Niet alleen over de positie van verloskundigen en zwangere vrouwen in een samenwerking met gynaecologen uit grote ziekenhuizen, maar ook over de sfeer tussen de veldpartijen.
Verdeeldheid terugdringen
In zijn beantwoording van de vele Kamervragen lijkt de minister de zorgen weg te willen nemen. Ondanks de weerstand van verloskundigen, maar ook van kraamverzorgenden, verwacht hij niet dat de discussie over de bekostiging ten koste gaat van de kwaliteit van zorg. “Wel verwacht ik dat met de keuze voor het tweesporenbeleid duidelijkheid voor het veld komt en daarmee rust en ruimte om gezamenlijk te werken aan de doortonwikkeling naar passende bekostiging en ook breder aan verbeteringen in de geboortezorg. Door met elkaar de schouders hieronder te zetten, wil ik de verdeeldheid terugdringen”, schrijft hij.
Keuzevrijheid
Kuipers benadrukt dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en de Autoriteit Consument & Markt de ontwikkelingen in het zorgveld zullen monitoren. Dat moet voorkomen dat er scheve verhoudingen ontstaan tussen grote en kleine partners in IGO’s. De minister stelt zelfs dat de integrale bekostiging juist de positie van verloskundigen moet versterken. De keuzevrijheid zou bovendien altijd vooropstaan en geborgd zijn onder artikel 13 van de Zorgverzekeringswet. Dat artikel heeft betrekking op de vergoeding van ongecontracteerde zorg door zorgverzekeraars. De vrees bestaat dat zorgverzekeraars straks geen contract willen sluiten met geboortezorgaanbieders die monodisciplinair willen declareren. Zelfs als dat zo zou zijn, stelt artikel 13 dat dit geen obstakel mag zijn voor de vrije keuze voor een zorgaanbieder.
Ondersteunend
Een zwangere vrouw hoeft eigenlijk niet eens te merken met welke vorm van bekostiging zij te maken heeft, stelt Kuipers. Wat vrouwen met een gecompliceerde zwangerschap wel kunnen merken, is dat zij langer bij hun verloskundige kunnen blijven. “Bekostiging is ondersteunend aan zorg, dus in die zin dient een zwangere niet op te merken met welke bekostigingsvorm zij te maken heeft. Wel kan door integrale bekostiging de zorg, zoals ik in mijn vorige antwoord ook uiteenzet, bijvoorbeeld langer door de eerstelijnsverloskundige gegeven worden met ondersteuning vanuit de gynaecoloog. Dat zijn aspecten die merkbaar zijn en waarbij het voor een zwangere fijn kan zijn om zorg zo lang mogelijk dicht bij huis te ontvangen in plaats van in het ziekenhuis.”
Passende zorg
Het belang van samenwerking in de geboortezorg wordt breed onderschreven in het zorgveld. Uit onderzoek van het RIVM blijkt dat het een voorwaarde is voor de noodzakelijke verbetering van de zorg. Toch blijft het volgens Kamerleden de vraag of een integrale bekostiging nodig is om nauwere samenwerkingen mogelijk te maken. “Een monodisciplinaire bekostiging stimuleert tot monodisciplinair werken”, antwoordt Kuipers daarop. “Daarnaast stimuleert het niet de beweging naar passende zorg, omdat zorgverschuiving van de tweede naar de eerste lijn niet loont voor partijen binnen monodisciplinaire bekostiging. Ook het gezamenlijk investeren in kwaliteit en/of innovatie wordt niet gestimuleerd. Allemaal aspecten die binnen integrale bekostiging (makkelijker) mogelijk worden. Dat is de meerwaarde die de huidige IGO’s nu ervaren.”