In een Kamerbrief schreef staatssecretaris Maarten van Ooijen (Jeugdzorg) dat gemeenten de komende jaren niet tot 500 miljoen euro hoeven te bezuinigen en dat de eigen bijdrage in plaats hiervan overwogen werd als kostenmaatregel. Ook werd gemeld dat het aantal jeugdzorgaanbieders teruggedrongen moet gaan worden.
De FNV is niet tegen het plan om te zorgen voor minder aanbieders, maar wil wel dat er goed over wordt nagedacht. Zowel over “wat voor aanbieders er dan over moeten blijven” en over wat het betekent voor de zorgmedewerkers, legt Van der Aar uit.
Maatschappelijke problematiek
De FNV-bestuurder is daarnaast niet te spreken over wat de staatssecretaris beschrijft als “eenvoudige jeugdhulp”. Door het aantal aanbieders hiervan terug te dringen zou jeugdzorgsneller beschikbaar moeten komen voor jongeren met complexe problemen. “Er wordt gezegd dat er te veel lichte zorg is. Dat is nooit onderbouwd en is in de politiek een eigen leven gaan leiden. De vraag naar jeugdzorg stijgt enorm, maar dat komt niet door te veel aanbod, maar door maatschappelijke problematiek.”
In 1997 kreeg een op de 27 kinderen professionele jeugdhulp. In 2015, het jaar dat gemeenten hiervoor verantwoordelijk werden, was dat een op de tien. In 2021 deed een op de zeven jongeren een beroep op de jeugdzorg. (ANP)