De wet ging per 2020 in en regelt het verlenen van verplichte zorg aan mensen met een psychische aandoening waardoor ze een gevaar voor zichzelf of anderen kunnen zijn. Een rechter moet daar dan over beslissen. Sinds de inwerkingtreding van de wet hebben rechters verschillend geoordeeld in zaken over gedwongen anticonceptie.
Langdurige anticonceptie
In de eerste zaak die nu bij de Hoge Raad ligt werd bij een vrouw verplichte anticonceptie opgelegd. Ze moest een langwerkend anticonceptiestaafje of andere langdurige anticonceptie aanvaarden en ging in cassatie.
De wet biedt volgens de advocaat-generaal geen ruimte om op deze manier iemand te dwingen tot anticonceptie en zo gevaren af te wenden voor een eventueel kind. “Alleen als een zwangerschap ernstig nadeel zou opleveren voor de betrokkene zelf, zou er wellicht ruimte zijn om de gedwongen anticonceptie toe te staan.”
Gedwongen sterilisatie
Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (het EHRM) heeft gedwongen sterilisatie altijd in strijd geacht met het recht op lichamelijke integriteit en het recht om een gezin te stichten, zegt de advocaat-generaal, maar zich nog nooit uitgelaten over een tijdelijke beperking.
Het gebruik van de Wvggz voor gedwongen anticonceptie kan volgens de advocaat-generaal ook tot rechtsongelijkheid leiden, doordat andere mensen voor wie een dergelijke maatregel passend zou lijken niet onder de wet vallen. “Te denken valt aan ouders die vanwege een drugs- of alcoholverslaving niet in staat worden geacht om een kind op te voeden of ouders die in het verleden al blijk hebben gegeven ongeschikt of onmachtig te zijn om kinderen te verzorgen en op te voeden, zoals in geval van ernstige verwaarlozing of kindermishandeling”, stelt de advocaat-generaal.
Ze wijst ook op artikelen waarin wordt gezegd dat “de focus op vrouwen als rechtssubject van verplichte anticonceptie als verplichte zorgmaatregel rechtsongelijkheid in de hand werkt, nu er tevens kan worden ingezet op vormen van anticonceptie voor mannen.” (ANP)