Over het akkoord werd lang gesproken en vorige week zetten alle zorgvertegenwoordigers die meepraatten er een handtekening onder, behalve de LHV. Die wil namelijk eerst zeker weten dat verzekeraars in de contracten voor komend jaar al vastleggen dat er meer tijd voor patiënten wordt vrijgemaakt, bijvoorbeeld door een langer consult. Zorgverzekeraars zijn dat zeker van plan, aldus Van den Berg.
Meer tijd, minder doorverwijzingen
Huisartsen hebben geen toestemming van de LHV nodig om een contract met een verzekeraar aan te gaan. Vanaf 2023 is het volgens Van den Berg de bedoeling dat elk jaar ruim 4 miljoen mensen meer tijd bij hun huisarts kunnen krijgen. Een langer consult is bedoeld om “dieper te kunnen onderzoeken wat er aan de hand is met iemand”, legt hij uit. Het idee is dat daardoor minder mensen worden doorgestuurd naar duurdere specialistische zorg.
Niet alleen de huisartsen waren kritisch over de verzekeraars tijdens de onderhandelingen over het zorgakkoord. Ook organisaties voor de wijkzorg die aan tafel zaten gaven in eerste instantie aan onvoldoende vertrouwen te hebben in de gemaakte afspraken. “De relatie met zorgverzekeraars wordt door een aantal organisaties als niet goed gezien”, zegt Van den Berg. Er is nu een fonds van 75 miljoen euro opgericht om ook kleinere organisaties in de wijkzorg te helpen op het gebied van onder meer scholing en innovatie.
Nieuwe ANW-tarieven
De LHV zegt dat het afsluiten van contracten met huisartsen inderdaad de manier is om de eisen van de vereniging op dat gebied “concreet in te vullen”. In december wil de vereniging opnieuw samenkomen in de vorm van een ledenvergadering om te bepalen of het akkoord toch ondertekend kan worden.
Een andere eis van de LHV voor het ondertekenen van het zorgakkoord is dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) voor 1 oktober de nieuwe tarieven voor zorg in de avond-, nacht- en weekenduren bekendmaakt. Een woordvoerster van de NZa laat weten dat dat naar verwachting komende woensdag gaat gebeuren. (ANP)
Peter Koopman
zorgverzekeraars buigen voor de huisartsen, die het IZA niet tekenden. Interessant dat zorgverzekeraars hun randvoorwaardelijke rol nu erkennen. Zij werken immers niet IN de zorg, maar VOOR de zorg. Dat moet eenaantal ambtenaren van VWS, die “botte bijl beleid” inzake beperking van de zorgverlening voor het kabinet hebben voorbereid, misschien nog eens overdenken. Ook zij werken niet IN de zorg. De toezegging om niet zonder, maar met zorgprofessionals IN de zorg aan beleidsvorming te doen, lijkt niet meer actueel. Weer een teken dat het bevorderen van een goed implementatieklimaat IN de zorg voor het IZA, niet van belang lijkt.