Het kabinet wilde een tegemoetkoming regelen voor het zorgpersoneel omdat hun inzet hard nodig was in een moeilijke periode. Niet alleen was de druk op de zorg heel hoog, ze kregen ook te maken met een relatief onbekend virus en hadden beperkt beschermingsmiddelen tot hun beschikking. “Ze hebben daarmee een groter risico gelopen dan anderen in de samenleving”, erkent de minister.
Minister Helder heeft de Raad van State (RvS) gevraagd om mee te denken over de regeling, zodat die juridisch goed op orde is. Volgens de adviseurs komt de reden die het kabinet noemt voor de regeling erop neer dat er geen sprake is van een juridische, maar wel een “dringende morele verplichting” om deze mensen te helpen. “Zo voelen we het zelf ook”, zegt Helder hierover.
De Raad van State drong er wel op aan om heel duidelijk af te bakenen wie voor de regeling in aanmerking komt en wie niet. Dat was nog niet duidelijk genoeg. Helder spreekt van “ingewikkelde materie” die nadere uitwerking vereist.
Het advies van de RvS luidt ook om een regeling te treffen via de werkgevers. Het kabinet geeft daar gehoor aan en toont zich ook bereid om bij te dragen aan de vergoeding die de zorgmedewerkers zullen krijgen. Eerder dacht de bewindsvrouw aan een compensatie van 15.000 euro, maar nu wil ze zich niet vastpinnen op een bedrag.
Op de kritiek dat het lang duurt voor er duidelijkheid is over de vergoeding, zegt ze dat ze het “liever eerder” had geregeld. Ze gaat naar eigen zeggen “gezwind aan de slag” met het onderwerp. “In het eerste kwartaal wil ik echt tot een regeling kunnen komen.” (ANP)