Transformatie is ook in de gehandicaptenzorg nodig. Met steeds grotere personeelstekorten zullen bestuurders moeten kiezen welke taken nog tot de kern van de zorg behoren en welke niet. Hoe zal de gehandicaptenzorg er in de toekomst uitzien? Een gesprek met Toke Piket, voorzitter van de raad van bestuur van Abrona, en Hilde Hooijman-Burgers, bestuurder bij Lievegoed, over de soms moeilijke gesprekken die gevoerd moeten worden.
Wat is jullie visie op de steeds krapper wordende arbeidsmarkt in de gehandicaptenzorg?
Piket: “We kunnen minder mensen begeleiden met een lagere, minder intensieve zorgvraag. Op dit moment bieden we een algemeen woon-leefbegeleidingsaanbod aan. Dit zal veranderen in een specifieker ondersteuningsaanbod. Mensen met een zwaardere zorgvraag blijven intensieve zorg nodig hebben, maar die zal op een andere manier worden verleend, bijvoorbeeld met meer technologie.”
Hooijman: “Daar ben ik het mee eens. Er zal onderscheid moeten komen voor de lichtere zorgvragen. We hebben ook te veel nadruk gelegd op institutionalisering. Er is nog veel winst te behalen door mensen zelfstandiger te maken. Bij Lievegoed zijn we daar ook actief mee bezig. We zijn er voor de mensen die echt zorg nodig hebben, en die groep wordt groter.”
Wordt de groep met een zwaardere zorgvraag dan groter?
Hooijman: “Niet vanwege demografische redenen, maar als samenleving streven we ernaar dat mensen meer kunnen meedoen. Helaas lukt dit niet altijd. Vaak gaat het om mensen met een verstandelijke beperking, psychiatrische problemen en verslaving. Een aantal jaar geleden woonden ze nog in een dorp en hadden ze een baantje bij de fietsenmaker, maar nu redden ze het niet meer. Er is nog veel te doen aan preventie aan de voorkant.”
Kan technologie helpen bij het oplossen van personeelstekorten?
Hooijman: “Technologie kan zeker helpen, maar ik wil ook waarschuwen als het gaat om complexe zorgvragen. Iedereen heeft daar een andere mening over, maar laten we realistisch blijven. Het is te complex. Ik zeg niet dat technologie geen rol kan spelen of dat de zorg niet efficiënter kan, maar we moeten niet doen alsof technologie alles kan oplossen.”
Piket: “Voor cliënten en familieleden betekent dit dat ze zelf meer moeten gaan doen. En met behulp van het sociale netwerk en technologie. Pas daarna wordt formele zorg ingezet. Zo zullen we niet meer automatisch met cliënten naar het ziekenhuis gaan, tenzij het echt noodzakelijk is. We vragen familieleden of vrijwilligers dat te doen. Maar er zijn families die dat gewoon niet willen. Dit zorgt voor complexe gesprekken voor medewerkers.”
Hooijman: “Ik merk ook dat wanneer we dit bespreken met cliëntenraden en ouders zij het vaak begrijpen. Maar bij medewerkers ervaar ik een zekere terughoudendheid om ouders en familie toe te laten in hun werkzaamheden. Ik denk dat dat komt doordat wij het gewoon zijn te zorgen vóór in plaats van zorgen dát. We willen graag ontzorgen. Voor medewerkers is dat lastig.”
‘We kunnen ons deze enorme stijging aan zzp’ers niet veroorloven’
Piket: “Wij hebben medewerkers die soms al 30 jaar werken met dezelfde cliënten in dezelfde huizen en woongroepen. Het is voor hen behoorlijk uitdagend om hun werkwijze aan te passen. Ze moeten nu gesprekken voeren over wat familieleden nog kunnen doen voor de cliënt. Maar medewerkers zijn bescheiden in het vragen van hulp en inzet van familie. Het zijn ook geen gemakkelijke gesprekken. Soms is het voor het netwerk moeilijk om te helpen, en niet elke cliënt wil dat de familie betrokken blijft. Soms is er ook geen familie meer.”
Hooijman: “Precies wat Toke zegt. Ik denk dat het begint met open en eerlijke gesprekken die op ons afkomen. Niet alleen met medewerkers, maar ook met cliënten en familieleden. In de afgesproken kanslijnen tussen Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland en Zorgverzekeraars Nederland staat ook vermeld dat we het netwerk van de cliënt meer kunnen stimuleren om een rol te spelen. Wij hebben ervoor gekozen om dit te omarmen. We moeten erkennen dat de kwaliteit van zorg zoals we die nu kennen en waar we in Nederland aan gewend zijn geraakt, niet langer vanzelfsprekend zal zijn. Dit geldt niet alleen voor de gehandicaptenzorg, maar ook voor andere zorgsectoren.”
Hoe kunnen medewerkers hierin ondersteund worden?
Piket: “We zullen met medewerkers samen moeten zoeken naar de goede antwoorden en vormen hierin. Sowieso hebben we tijd van de overheid nodig om deze veranderingen te kunnen doorvoeren. We hebben een meerjarig programma nodig en moeten actief communiceren over deze grote veranderingen.”
Hoe zien jullie de rol van zzp’ers hierin?
Hooijman: “Op sommige locaties met mensen met zeer complexe zorgvragen hebben we wel 50 tot 60 procent zzp’ers. Ik ben er voorstander van de tarieven van zzp’ers met een bepaald percentage van de cao-afspraken af te toppen. Het mag tot een bepaalde grens. Daarvoor hebben we de politiek nodig.”
Piket: “Ik denk ook dat we moeten wennen aan deze ontwikkeling. Ik heb zelf drie zonen die als zzp’er werken. De jongere generatie groeit op een andere manier op, en we zullen hen zeker nodig hebben. Maar gebruik flex wél waarvoor het bedoeld is. Het is belangrijk een vast team te hebben, aangevuld met flexibele inzet voor de piekmomenten en vervanging voor opleidingen en onverwachte zaken.”
Hooijman: “Maar ja, het gaat in de zorg om publiek geld, en we kunnen ons deze enorme stijging aan zzp’ers niet veroorloven. Als we de tarieven verhogen, zullen zzp’ers ook hun tarieven verhogen.”
Maar zullen zzp’ers niet uit de zorg vertrekken als ze gedwongen worden om in loondienst te gaan?
Hooijman: “Natuurlijk moeten ook de salarissen concurrerend zijn. Het is goed dat onze mensen een eerlijk salaris krijgen voor het werk dat zij doen. Het is niet één maatregel, maar het gaat om een aantal maatregelen die in samenhang en tegelijkertijd ingezet moeten worden om het aantal zzp’ers in de zorg terug te dringen.”
Piket: “Het is ook positief dat de salarissen worden verhoogd met een nieuwe cao. Maar het probleem is dat we voor complexe zorg nog steeds onvoldoende financiering kunnen vinden voor het personeel. We hebben de afgelopen vijf tot tien jaar kostenonderzoeken gehad. Het is nu tijd om tarieven op te stellen die de kosten dekken.”
Toke Piket is sinds 2019 voorzitter van de raad van bestuur van Abrona. Zij begon haar carrière in 1980 bij welzijnsorganisatie Dacapo en werkte onder meer bij Thuiszorg Brabant Noord-Oost, het huidige Pantein, en verzekeraar Univé. Zij is eerder bestuurder geweest bij onder meer Stichting Sint Anna en ouderenzorgorganisatie De Waalboog.
Hilde Hooijman-Burgers werkt sinds 1993 in de zorg, eerst als regiomanager bij SMD Thuiszorg. Na verschillende functies bij Vitras, Abrona en GGZ Breeburg kwam ze in 2015 in de raad van bestuur van de Utrechtse gehandicaptenzorgorganisatie Lievegoed terecht. Daarnaast is ze actief als lid van de raad van commissarissen van woningcorporatie Wonion.
Louis Simon
Helder verhaal, echter ook zorgverleners die op basis van zzp werken zijn veelal bevlogen medewerkers die behouden moeten blijven. Berenschot heeft recent berekend dat zzp-ers niet duurder zijn dan personeel in loondienst dus dat argument is achterhaald.
Onderzoek de redenen waarom men bewust kiest voor zzp in plaats van het te bestrijden.
De genoemde complexiteit van zorg is herkenbaar. Maar dit vraagt juist om intensieve samenwerking met de GGZ en verslavingszorg. Je kunt immers niet alle expertise zelf in huis hebben, te kostbaar.
Tot slot vraag ik mij af waarom zorgverleners langdurig op 1 plek werken. Een gezonde doorstroom zou toch beter zijn voor het leervermogen van de organisatie?
Tot slot, niet de politiek maar de besturen van zorgorganisaties zijn aan zet.