Mensen met een lage sociaaleconomische positie (SEP) leven 8 jaar korter en 23 jaar in minder goede gezondheid dan mensen met een hoge sociaal economische positie. “Dagelijks zien artsen deze mensen in hun spreekkamer. Mensen met gezondheidsproblemen waarvan de oorzaken en oplossingen veelal buiten het medisch domein liggen”, stelt de KNMG. “De impact van de medische zorg op gezondheid van mensen is slechts elf procent, terwijl leefstijl, en sociale- en fysieke omgeving voor bijna 70 procent van invloed zijn op de gezondheid.”
Zes maatregelen
Gelijke gezondheid leidt tot het verbeteren van de volksgezondheid, de toegankelijkheid en kwaliteit van zorg en draagt bij aan het verminderen van de druk op de zorg. “Voor de samenleving betekent het dat de oorzaken van gezondheidsverschillen op de juiste plek, zoals in het sociaal domein en niet in het medische domein, worden aangepakt.” De KNMG wil af van dweilen met de kraan open en roept politieke partijen daarom op om gelijke gezondheidskansen in het verkiezingsprogramma op te nemen.
De artsenfederatie pleit voor zes maatregelen. Allereerst dient er health in all policies te komen. “Dit houdt in dat er sprake moet zijn van een aanpak over de verschillende beleidsterreinen heen en een integrale samenwerking tussen alle ministeries”, aldus de KNMG. Daarnaast moet nieuw beleid getoetst worden op het effect op de gezondheid van de bevolking. Vervolgens moeten lange termijn gezondheidsdoelen in de wet verankerd worden en naleving daarvan onafhankelijk getoetst worden.
Van zorg naar preventie
Het verkleinen van gezondheidsverschillen vergt ook een verschuiving van curatie naar preventie. “Structurele investeringen in leefstijlpreventie zijn nú nodig om uitgaven in de toekomst te verminderen.” Bovendien dient de bestaanszekerheid gegarandeerd te worden. “Het waarborgen van een stabiele basis voor iedereen in de samenleving is van groot belang om gezondheidsproblemen die verband houden met een lage sociaaleconomische positie te voorkomen en de gezondheidskloof te verkleinen.”
Om de beweging naar preventie, meer zorg in de thuisomgeving en het terugdringen van sociaaleconomische gezondheidsverschillen te realiseren, zijn er ook voldoende artsen in de eerste lijn en sociale geneeskunde nodig. “Er ligt een opgave voor de overheid en de sector om voldoende artsen voor de extramurale vakgebieden aan te trekken en op te leiden.” Samenwerking tussen het onderwijsveld, de universiteiten, werkgevers en ministeries is noodzakelijk om oplopende tekorten terug te dringen.
Aanpak agressie
Verder dient agressie in de zorg aangepakt te worden volgens de KNMG. Ruim een derde van de artsen heeft ervaring met bedreiging of intimidatie. “Bedreiging vormt een reëel risico voor verzuim, uitval en zelfs stoppen met het vak.” Daarom pleit de artsenfederatie voor een steunpunt voor artsen en zorgprofessionals, een publiekscampagne tegen agressie en intimidatie in de zorg en een bewustwordingsprogramma voor artsen en zorgprofessionals om weerbaarheid te vergroten en handelingsperspectief te bieden. “Deze maatregelen vereisen een gecoördineerde inspanning van de politiek, zorginstellingen, medisch personeel en de samenleving als geheel”, besluit de KNMG.
hmcmanagement
Op zich ben ik het eens met de oplossingsrichting die KNMG aangeeft. Echter, het vergt wel de organisatorische opzet die het IZA overstijgt. En daarvan zal elke nuchtere en ingevoerde bestuurder onderkennen dat de uitvoering alle kenmerken heeft van een organisatorisch moeras. Het aantal betrokken partijen, het scala aan belangen en de omvang van de coördinerende inspanning resulteren in een bestuurlijke klus die onuitvoerbaar is. Zeker is dat het geval als gepoogd wordt tot in detail de uitvoering voor te schrijven. Inmiddels begint dat bij IZA al duidelijk te worden. Wat dan wel? Mijns inziens vergt een realiseerbare aanpak de problematiek en de daaraan gekoppelde oplossing een opdeling in bestuurlijk hapklare brokken verdeeld over ministeries met Algemene Zaken als coördinator. Preventie is te omvangrijk voor 1 ministerie want het gaat om inrichting en inspanning op persoonlijk en omgevingsniveau: leefstijl, leefomgeving, aanbod van levensmiddelen, enz. In feite komt het neer op het erkennen van het moeten wenden van de koers van tientallen jaren. Veeleer is sprake van terug naar de vijftiger jaren van de vorige eeuw dan opwaarts naar de vijftiger jaren van deze eeuw. Eerst als de noodzaak van die wending breed wordt geaccepteerd, zal weer sprake zijn van een beheersbare en dragelijke maatschappelijke en macro-economische ontwikkeling. Voorlopig zullen we het moeten doen met bestuurlijke lapmiddelen.
Hans Hof, HMC/Profs4Zorg