Een groot deel van de zorg thuis, zorg aan kwetsbare mensen, jong en oud, wordt geleverd door kleine aanbieders van zorg. Het zijn aanbieders met enkele tientallen tot honderden medewerkers. Dit zijn de zorgaanbieders die perfect lijken te passen op het Haagsche beleid van langer thuis wonen, zoals verwoord in IZA en WOZO. Het zijn aanbieders die in de wijk hun wortels hebben. Aanbieders die in de haarvaten van de samenleving werken. Die lokale netwerken van huisartsen en fysiotherapeuten goed kennen en voor de ziekenhuizen week na week betrouwbare partners in de wijk zijn.
En ze leveren kwaliteit van zorg. Onder andere door continuïteit van zorg te bieden en te voorkomen dat er elke keer een andere zorgverlener voor de deur staat. Ze zijn dag en nacht bereikbaar en bieden laagdrempelige toegang tot zorg. En ze lopen vaak “the extra mile.” En vangen ook de complexe zorgvragers op die de veelal alleen door doelmatigheid gedreven zorgaanbieders – onder druk van de op doelmatigheid (niet zorg) sturende zorgverzekeraars – laten lopen.
Kortom: ze leveren zorg op maat; en van kwaliteit. En waar de mkb de motor van de economie is, kun je kleine zorgaanbieders ook als de motor van de zorg thuis zien.
Weinig waardering
Maar de vraag is: wordt dat echt gezien en hoe lang dan nog? Want de kleine aanbieder wordt op allerlei manieren bedreigd en er spreekt vanuit politiek en beleid weinig waardering voor de kleinschalige zorg; en de zorg financiers proberen al een tijdje hen de nek om te draaien.
Het beleid van de overheid is er nu op gericht dat ouderen zo lang mogelijk thuis blijven wonen. In combinatie met de dubbele vergrijzing is het de verwachting dat de komende jaren de vraag naar zorg thuis of ‘als zorg thuis’ sterk toeneemt. Dit naast de teruglopende capaciteit vanwege het verontrustend toenemend personeelstekort, zou je verwachten dat vanuit Den Haag ‘alles uit de kast wordt getrokken’ om alle zorgaanbieders te ondersteunen en te faciliteren. En daarbij zeker de kleine zorgaanbieders te koesteren.
Niets is echter minder waar. In de bestaande praktijk wordt het werken en voortbestaan van kleine en middelgrote aanbieders van wijkverpleging onmogelijk gemaakt. De mkb dreigt uit de zorg te verdwijnen. De zorgverzekeraars pogen met hun inkoopbeleid de kleine zorgaanbieder uit de markt drukken ten gunste van wat zij de grote systeem-aanbieders noemen. Die worden gecontracteerd; de rest niet. Gemeenten (Wmo) en zorgkantoren (Wlz) doen hetzelfde. Andere partijen zoals VWS en marktmeester NZa staan erbij en kijken ernaar. De zorgfinanciers gaan ervan uit dat de zorgprofessionals die bij een kleine mkb-zorgaanbieder werken, bij een faillissement van die kleine organisaties, vanzelf bij één van de grotere aanbieders gaan werken.
Verloren capaciteit
Wij denken echter van niet en zien het gevaar dat zo een groot deel van de capaciteit van de zorg verloren gaat. En dat zo ook de zorgplicht van die zorgfinanciers van bijvoorbeeld zorgverzekeraars gaat opspelen. Die zorgfinanciers nemen zo dan ook een behoorlijk risico met hun werkwijze om de kleine zorgaanbieders te smoren. De zorgprofessionals die binnen een kleine organisatie gaan werken kiezen hier meestal heel bewust voor. De zorg komt namelijk weer centraal te staan!
Ze gaan er als professional terecht vanuit dat de zorg per definitie kleinschalig is. De menselijke maat waarin de relatie tussen de zorgvrager, de naaste en de zorgprofessional centraal staat. De kans om een vaste relatie en vertrouwensband in te richten met een kwetsbare zorgvragende burger, komt daar het beste tot zijn recht. Binnen kleine zorgorganisaties worden de professionals ook echt gezien. Wonderlijk dat de beroepsverenigingen zo weinig te horen zijn in de discussie over het kleinschalig organiseren van de zorg en de waarde ervan.
Groot verloop
Weliswaar proberen grote zorgorganisaties die situatie van kleinschaligheid te imiteren, maar binnen de grootschaligheid is dat vaak gedoemd te mislukken. Dan zie je ook veel verloop en vertrek vanuit de grote organisaties naar kleine aanbieders toe. Soms met hele teams tegelijk. Of de professional kiest voor het zzp-schap. Zo komt hun zorg weer centraal te staan en hebben ze weer grip op het vormgeven en organiseren van de zorg rondom die kwetsbare zorgvrager.
Maar hoewel de meerwaarde wel wordt gezien door de cliënten en hun naasten zelf, zien we ook in de politiek en bij de beleidsmakers bij VWS weinig oog voor de mkb in de zorg. Zeker niet in verkiezingstijd. Terwijl bij de kleinschalige zorg grote kansen liggen om de zorg beter te organiseren. Daar lijkt men vooral te denken dat grootschaligheid en institutionele verschijningsvormen in de zorg beter aanspreekbaar zijn en oplossingsvermogen hebben. Daar leeft de gedachte dat het ook makkelijker is om de zorg te organiseren als er minder aanbieders zijn en de keuzevrijheid afneemt. Maximaal twee zorgaanbieders per wijk in de wijkverpleging, schrijft dan een zorgverzekeraar in de aanloop naar de verkiezingen. En doordat er voor twee gekozen wordt zou er nog iets van keuzevrijheid zijn. Werkelijk?
De kwetsbare mens
En dat roept de vraag op of binnen die teneur van beleid en politiek, en binnen de strategie van inkoop bij de zorgfinanciers, dit alles werkelijk leidt tot een betere organisatie? Met een hogere kwaliteit van zorg, met meer aandacht voor welbevinden? Zien we de zorgvrager als (kwetsbaar) mens, zoals het nieuwe kwaliteitskompas beoogt? Hoe minder aanbieders des te beter lijkt nu echter vooral het adagium. En vooral de zorg aan grote aanbieders overlaten. Want die zullen de belofte van het anders organiseren van de zorg waarmaken. Werkelijk? De toekomst zal het uitwijzen. De voortekenen zijn niet best.
Het is ook goed dat wij als vertegenwoordigers van de kleinschalige zorg-belangen ook de hand in eigen boezem steken. Op alle klassieke punten van belangenbehartiging schieten we collectief tekort. Want we zijn geen collectief! De vertegenwoordiging van die kleinere aanbieder spreekt niet voor zich. Dat ligt nu versnipperd over vele kleine verenigingen. Daar wordt de eigen identiteit gekoesterd, maar geen collectiviteit en krachtenbundeling gezocht. En dat dus met beperkte middelen. De pogingen om die middelen (geld, tijd, menskracht) bij elkaar te leggen zijn mislukt. Er is te weinig oog voor het gezamenlijk belang. Eenieder denkt het voor zich wel te kunnen redden.
Waardering terug
Ervaringen in andere sectoren laten echter zien dat er maar op één manier echt gewerkt kan worden aan goede belangenbehartiging. En dat is door de versnippering op te heffen. Door gezamenlijk een vuist te maken. Door schaal te creëren waarop je de meerwaarde van de mkb in de zorg kan etaleren. Nu rest ons allen om met de pet in de hand af te wachten wat bijvoorbeeld de Tweede Kamerverkiezingen gaan brengen. Om dat proces van stembusgang wat gewicht mee te geven: denk aan de kracht van de mkb in de economie en welke kracht die mkb binnen de zorg heeft als de waardering daarvoor terugkeert.
Door Hans Buijing, bestuurder Zorgthuisnl