Beeld: brankospejs / stock.adobe.com
Over commerciële partijen die huisartsenpraktijken opkopen is de afgelopen jaren veel discussie geweest. Vooral over de vraag of organisaties met een winstoogmerk thuishoren in de basiszorg. De NZa en IGJ stellen dat bedrijfsketens een bijdrage kunnen leveren aan de houdbaarheid van de huisartsenzorg. “Zo kunnen grote bedrijfsketens bedrijfsprocessen efficiënter inrichten waardoor de huisarts kan worden ontzorgd. Denk hierbij aan zaken zoals huisvesting, personeels- en financiële administratie en contracten met zorgverzekeraars. Bovendien kunnen er schaalvoordelen ontstaan.”
Co-Med
Tegelijkertijd hebben de toezichthouders meerdere keren klachten onderzocht over huisartsenketens. “Uit ons reguliere onderzoek naar deze meldingen blijkt dat de kwaliteit en toegankelijkheid van de huisartsenzorg bij een deel van deze bedrijfsketens niet altijd voldoende geborgd is”, is te lezen in het advies.
Co-Med wordt in het advies van de NZa en IGJ niet genoemd. Maar zaken die rond deze organisatie speelden, werden tot voor de rechter uitgevochten. De ontwikkelingen leidden ertoe dat de ACM de mogelijkheid wilde hebben om ook kleinere overnames, zoals die van huisartsenpraktijken, te toetsen. De minister van VWS zag aanleiding om een onderzoek in gang te zetten naar de invloed van privaat geld in de zorg.
Too big to fail
IGJ en NZa hebben nu onderzocht of de opkomst van commerciële ketens in de huisartsenzorg vraagt om een ander soort toezicht. Vooral de interne en externe financiële verantwoording lijkt zorgen te baren. “Snel groeiende bedrijfsketens kunnen in korte tijd een flink marktaandeel verwerven. Vaak verspreid over het land, en hierdoor een zorgorganisatie van aanzienlijke omvang worden die wellicht op enig moment too big to fail is. Dit brengt het risico met zich mee dat als deze zorgorganisaties in financiële problemen komen. Tevens kan de toegankelijkheid van zorg op forse schaal in het geding kan komen. Het is dan belangrijk om de publieke belangen te waarborgen en tijdig in te kunnen grijpen als dat nodig is”, stellen de toezichthouders.
All-in tarief
Een ander probleem is dat sommige bedrijfsketens anders declareren dan er gewoonlijk wordt gedeclareerd. “We zien twee andere manieren van declareren, namelijk via populatiebekostiging en via de koepel-AGB-code (Algemeen Gegevens Beheer-code). Bij populatiebekostiging declareren de huisartsenpraktijken elk 4 kwartaal een all-in tarief zonder losse consulten. Als praktijken declareren via de koepel-AGB-code, dan wordt alle geleverde zorg gedeclareerd op één AGB-code. Er wordt hier dus niet gedeclareerd op de verschillende AGB-codes van de vestigingen. Bij deze manieren van declareren heeft de NZa minder zicht op de geleverde zorg van een praktijk en welke vestiging welke zorg heeft geleverd. Dit maakt het toezicht op de rechtmatigheid van declaraties moeilijker.”
NZa en IGJ vragen de minister van VWS om een aantal zaken wettelijk te regelen of de NZa beleidsruimte te geven dit in te vullen. Het gaat onder meer om het toezicht op de financiële bedrijfsvoering van de bedrijfsketen en het gebruik van de AGB-code. De NZ adviseert de minister ook om te onderzoeken of het bij overnames mogelijk is om inhoudelijke aspecten te toetsen naast de zorgspecifieke concentratietoets.
Digitale zorg
Tot slot adviseren de NZa en IGJ de minister over een aantal andere thema’s, waaronder het gebruik van digitale zorg door commerciële ketens en de gevolgen voor regionale samenwerkingsverbanden. Minister Pia Dijkstra (Medische Zorg) stuurt het advies vandaag naar de Tweede Kamer en belooft voor het debat over de eerstelijnszorg (gepland op 22 mei 2024) met een reactie te komen.
elevisser
Hebben zorgverzekeraars nog een rol mbt het inkopen en contracteren van huisartsenzorg?
Moeten de zorgverzekeraars de declaraties niet controleren op rechtmatigheid?
Guus Povel
Voorkomen is beter dan genezen. Dat geldt ook hier. Terecht staat hier de vraag centraal of het winstoogmerk past in de zorg. Het doel van ons zorgstelsel is het betaalbaar en toegankelijk houden van kwalitatieve zorg. Een goed rendement van een zorgorganisatie behoort daarom ten goede te komen aan die zorg, door het waarborgen van continuïteit, innovaties en het kan leiden tot lagere tarieven.
De weg hier naar toe loopt niet langs (nog) meer toezicht. Bij voorkeur laten we uitsluitend zorgorganisaties toe die qua juridische structuur het behoud van het rendement binnen de zorg waarborgen. Hier ligt een taak voor zorgverzekeraars, zij kunnen in inkoopvoorwaarden opnemen waaraan zorgorganisatie die zij contracteren moeten voldoen. Dat daarvoor enige lef nodig is klopt. Dat geldt voor het stellen van voorwaarden aan nieuwe toetreders maar meer nog bij monitoren van bestaande relaties. Zo is bij een aantal laboratoria gaandeweg de stichtingsvorm gewijzigd in een vennootschap. De aandeelhouder(s) willen rendement voor het risico dat zij lopen over hun investering, dat rendement is per definitie verloren voor de zorg.
Welke rechtsvorm een zorgaanbieder ook heeft, de huidige ontwikkelingen vragen om transparantie over de financiën. Zorgverzekeraars kunnen daarop handelen, in de inkoopcontracten is vaak al vastgelegd dat zorgaanbieders hun jaarrekening tijdig aan de verzekeraar aanbieden.
Het ontbreken van transparantie moet gevolgen kunnen hebben voor de afspraken met de zorgverzekeraar met in het uiterste geval het besluit om niet te contracteren. Dat is een lastige in relatie tot de zorgplicht, meer toezicht lost dat in ieder geval niet op.