Op verzoek van het AMZ presenteert IKNL cijfers uit de Nederlandse kankerregistratie. Het AMZ bestaat tien jaar. De cijfers laten zien welke zorg het AMZ de afgelopen tien jaar heeft geleverd. Ook is een vergelijking met het Nederlands gemiddelde gemaakt. Het ziekenhuis benadrukt dat het belangrijk is om te onderzoeken wat leidt tot deze resultaten.
Betere prognose
Uit de resultaten blijkt onder andere dat patiënten met laag stadium borstkanker in het AMZ een betere prognose hebben dan gemiddeld in Nederland. Hoewel voor veel factoren gecorrigeerd is, blijft het belangrijk om verder te onderzoeken waar dit verschil door komt.
Sabine Siesling, hoofdonderzoeker IKNL en hoogleraar Universiteit Twente: “Cijfers over prognose zijn, zeker als je een ziekenhuis met een Nederlands gemiddelde vergelijkt, altijd lastig te interpreteren. Dat komt omdat dit van veel factoren afhankelijk is. We zien onder andere dat patiënten in het AMZ gemiddeld jonger zijn en uit een postcodegebied komen met een hogere sociaal economische status.”
Het IKNL heeft zoveel mogelijk geprobeerd rekening te houden met deze verschillen. Toch zijn er volgens het IKNL mogelijk meer factoren die nog niet in beeld zijn gebracht en de verschillen kunnen verklaren. “Bijvoorbeeld de leefstijl of de wensen van de patiënt. Deze hebben we niet allemaal geanalyseerd, omdat die cijfers niet bekend zijn. We zien dat in het AMZ vaker MRI-onderzoek wordt ingezet, er vaker een directe reconstructie wordt gedaan na een borstamputatie en dat vaker voor chemotherapie voordat de operatie plaatsvindt (neo-adjuvant) wordt gekozen.” Het AMZ volgt daarbij de richtlijnen.
Transparantie
Marjolein de Jong, bestuurder van het AMZ: “We hadden altijd vertrouwen dat specialiseren leidt tot de best mogelijke uitkomsten voor de patiënt. Het blijft interessant om verder te onderzoeken wat bijdraagt aan deze resultaten. Het onderzoek toont ook het belang aan van transparantie voor de patiënt op het gebied van de borstkankerzorg en überhaupt van de gehele zorg. Het doel blijft dat de patiënt de beste zorg op de juiste plek krijgt.”