Palliatieve zorg blijft in het zorgonderwijs onderbelicht.
Het is de missie van O2PZ om dit te veranderen. Hierover organiseerden ze 1 oktober 2019 een symposium.
Palliatieve zorg is de grote onbekende in het zorgveld. Slechts een op drie Nederlanders kent de term, zo blijkt uit een flitspeiling door het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS). Het ministerie wil de bekendheid vergroten, vertelde beleidscoördinator Palliatieve Zorg Fred Lafeber van VWS tijdens het symposium. In juni is een informatieve campagne gestart die zich richt op patiënten en professionals. En dat is lang niet het enige initiatief om palliatieve zorg een zet in de goede richting te geven, vertelde Lafeber. Zo is er een kwaliteitskader ontwikkeld. Ook zijn er steeds meer nieuwe werkwijzen in ontwikkeling. “De initiatieven die daaruit voortkomen, moeten de komende jaren hun weg vinden naar het onderwijs en opleidingen.” VWS wil daarbij helpen, maar kan geen ijzer met handen breken. Lafeber: “Het onderwijs is niet gemakkelijk te beïnvloeden.” En het ministerie kan het onderwijs niet verplichten om dit nadrukkelijker in het curriculum op te nemen.
Zorgwekkend gebrek aan vaardigheden
Tijdens zorgopleidingen wordt nu nog weinig tijd besteed aan palliatieve zorg, in het bijzonder niet-lichamelijke kant ervan. Als het aan Sander de Hosson ligt, wordt meer aandacht voor palliatieve zorg per direct verplicht. De longarts die zijn ervaringen op Twitter deelt, spreekt uit ervaring. Hij is nagegaan hoeveel onderwijs hij over dit thema heeft gevolgd. Hij kwam op anderhalve week tijdens zijn geneeskundestudie in Groningen en anderhalf uur tijdens zijn zesjarige opleiding tot longarts. Dit staat in schril contrast met de praktijk, aldus De Hosson. “Ik ben veertig à vijftig procent van mijn tijd kwijt aan palliatieve zorg.” Aan junior co-assistenten merkt hij dat het huidige onderwijs tekort schiet. “Zij zeggen tegen mij: wij weten eigenlijk niet zo goed wat we moeten doen.” Het ontbreekt jonge dokters volgens De Hosson, vooral op het gebied van de niet-lichamelijke kant van de zorg, aan vaardigheden. “Ik vind dat zorgwekkend.” Zeker nu het ernaar uitziet dat de vraag naar palliatieve zorg, door de vergrijzing en steeds betere kankergeneeskunde, alleen maar toeneemt.
Alle zorgprofessionals moeten aan de bak
Journalist Rob Bruntink, gespecialiseerd in palliatieve zorg, schetste de uitdaging die er ligt. Het aanbod van onderwijs en opleidingen is volgens hem versnipperd en er zijn heel veel uitvoerders en beïnvloeders. Overzichtelijker is de doelgroep. Omdat palliatieve zorg in Nederland wordt beschouwd als een generalisme, moeten alle zorgprofessionals aan de bak. Op een vraag uit de zaal hoe palliatieve zorg meer op de kaart kan worden gezet, wees Bruntink op het belang van bestuurders die hun nek durven uitsteken. “De vent is de tent”, gebruikte de journalist een toepasselijke oneliner. “De top, bijvoorbeeld van een ziekenhuis, kan veel bepalen. Een Raad van Bestuur kan in een jaarverslag opnemen: wij zijn wat betreft medische technologie top of the bill, maar het is ook goed sterven bij ons. Eigenlijk zou een bestuurder van een ziekenhuis de ballen moeten hebben om dat te zeggen. En van onderaf kunnen medewerkers bij de bestuurders aankloppen: neem eens je verantwoordelijkheid.”
Obstakels voor vernieuwing curriculum
Patrick van Veen daagde de symposiumbezoekers uit met een vraag. “Als we het onderwijscurriculum willen aanpassen, waarom doen we het dan eigenlijk niet? Volgens de in apengedrag gespecialiseerde bioloog moet je eerst het gedrag begrijpen dat daaraan ten grondslag ligt. Het bestuderen van apen kan daarbij helpen. Uit experimenten waarbij apen in gezelschap hun hand in een zwarte doos met onbekende inhoud moeten steken, blijkt bijvoorbeeld dat volwassenen behoudend zijn. Jonge apen proberen eerder iets nieuws uit dan oude. Dit komt omdat ze nog niets te verliezen hebben wat betreft status. Terwijl volwassenen erop worden afgerekend als het nieuwe fout gaat. Dit is een groot obstakel voor vernieuwing, volgens Van Veen. “Als je iets nieuws in je curriculum inbouwt, krijg je de discussie: wat laten we vallen? En wie is er verantwoordelijk voor als we daar op worden aangesproken?” Volgens Van Veen is het verstandig om niet naar elkaar te staren, maar naar buiten. Daardoor ontdek je nieuw gedrag. Met dit naar buiten kijken, hebben vooral managers moeite, zo blijkt uit een onderzoek naar Japanse makaken die zoete aardappels gevoerd kregen. Jongere apen leerden hoe ze aardappels konden wassen voordat ze die gingen eten. Dit gedrag werd door steeds meer soortgenoten overgenomen. Behalve de oudere alfamannen, die Van der Veen vergelijkt met managers. “Die bleven naar elkaar staren en aardappels met modder eten.”
Leren om over emoties te praten
Meer aandacht voor palliatieve zorg in het onderwijs is erg waardevol. Dat bleek uit de verhalen van twee docenten die het plenaire deel van het symposium afsloten. Hoogleraar pijn en palliatieve geneeskunde Monique Steegers en internist Marieke van den Brand onderwijzen studenten in palliatieve geneeskunde. Zij lieten zien dat studenten zich hierdoor beter in het perspectief van patiënten leren verplaatsen. En dat ze leren dat het goed is om met elkaar en met patiënten over emoties te praten. Van den Brand is erin geslaagd om steeds meer uren over palliatieve zorg in het curriculum voor Nijmeegse geneeskundestudenten te krijgen. Zij riep op om haar voorbeeld te volgen en een voet tussen de deur zetten bij bestuurders. “Zorg dat je binnenkomt bij de mannen die moeite hebben de aardappelen te wassen.”
O2PZ: optimaliseren onderwijs palliatieve zorg Kijk je naar ziekte of zie je een mens? Dat was het motto van het O2PZ-symposium, bijgewoond door 175 zorgverleners, docenten en ontwikkelaars van curricula. O2PZ, een door ZonMw gesubsidieerde organisatie maakt zich hard voor meer onderwijs over palliatieve zorg in het reguliere onderwijs, functiegerichte opleidingen en bij- en nascholing. Programmanager Marijke Dericks-Issing: “Te veel zorgprofessionals denken nog dat palliatieve zorg louter gaat om de terminale fase. Terwijl het veel meer is dan dat. Naast het medische aspect, zijn ook de fysieke, psychische, sociale en spirituele aspecten van belang. Zorgverleners moeten op tijd het gesprek aangaan over kwaliteit van leven en wat zorgvragers belangrijk vinden. En nee, er hoeft geen volledig nieuw lespakket te komen, het bestaande optimaliseren is voldoende.” |