De revalidatiesector zit in financieel zwaar weer, bleek uit de recent verschenen Ernst & Young-analyse van de jaarrekeningen van zorginstellingen. “Dit is op lange duur niet vol te houden”, waarschuwt Willem Wiegersma, bestuursvoorzitter bij Basalt en voorzitter van de Werkgroep Bekostiging Revalidatie Nederland. Hij roept op tot actie.
“De revalidatiecentra staan er overall financieel slecht voor”, stelt de bestuursvoorzitter van Basalt, het grootste revalidatiecentrum van Nederland. “Van de achttien revalidatiecentra hebben negen centra een negatief resultaat behaald over 2018, één resultaat is nog niet bepaald. Het gezamenlijk rendement van deze revalidatiecentra is ruim 1 procent negatief. Dit past in de trend van de afge-lopen jaren, waarin het gezamenlijk resultaat ook negatief was. De revalidatiegeneeskunde kent een totale schadelast van ruim 700 miljoen euro per jaar, ruim 478 miljoen daarvan ligt bij de centra.”
Jaarlijks maken zo’n 213 duizend patiënten gebruik van medisch-specialistisch revalidatie en sinds 2012 groeit het aantal patiënten. Achttien revalidatiecentra zorgen voor 70 procent van die zorg, zij vormen een lappendekken over geheel Nederland en binnen de eigen regio intensief samen met zie-kenhuizen, huisartsen en eerstelijns paramedici, maar ook met ggz-aanbieders en jeugdzorg. Wiegersma ziet een aantal oorzaken voor de financiële malaise. “Geen van deze oorzaken op zich verklaart het negatieve resultaat van de sector, maar ze werken op elkaar in en versterken elkaar in hoge mate. Bij het inzoomen per individueel revalidatiecentrum zijn bovendien vaak nog andere, lokale factoren van invloed op het resultaat van de instelling.”
Verouderde tarieven
Als eerste oorzaak benoemt Wiegersma de gedaalde opbrengsten per patiënt. “De schadelast per patiënt is over de afgelopen jaren met 7,3 procent gedaald. Dit is natuurlijk een knappe prestatie, gegeven de afspraken in het hoofdlijnenakkoord”, vindt Wiegersma. “Die moet je zien in het licht van toenemende complexiteit van de zorgvraag, stijgende salariskosten en toenemend gebruik van informatietechnologie.” Daar komt nog bij dat volgens de bestuurder gewerkt wordt met verouderde tarieven, die worden vastgesteld door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). “De Diagnose Behandelbare Combinaties (DBC’s) van de revalidatiegeneeskunde sluiten nauwelijks tot niet aan bij de geleverde zorg, zijn niet medisch-herkenbaar en voor patiënten nauwelijks transparant.”
Om dit op te lossen probeerde Revalidatie Nederland in 2014 samen met VRA (Vereniging Revalidatie-artsen), NZa en ZN (Zorgverzekeraars Nederland) een nieuw bekostigingsstelsel te ontwikkelen. Tot op heden is dat niet gelukt. Wiegersma: “Hangend dit ontwikkelingstraject zijn de DBC-prijzen al ruim vijf jaar niet aangepast en slechts geïndexeerd. De revalidatiegeneeskunde is natuurlijk in de afgelopen jaren wel volop veranderd. Onder meer door een verschuiving van klinisch naar poliklinisch, door de toename van de kinderrevalidatie, het stijgend gebruik van intensieve behandelingen, de verkorting van de klinische opnameduur, de stijgende kosten van medicatie… Het verschil tussen de bekostiging via de DBC”s en de daadwerkelijke kosten per patiënt is hierdoor in de afge-lopen jaren alleen maar toegenomen.”
Wiegersma roept de NZa dan ook om op korte termijn opnieuw naar de tarieven te kijken. “Binnen de revalidatiecentra staan niet de financiën centraal, maar staat de kwaliteit van zorg voorop. Door het toenemende verschil tussen bekostiging en zorginhoud is dit op de lange duur niet vol te houden.”
Verzekeraars
Ook de complexe verhouding met de zorgverzekeraars draagt er aan bij dat de revalidatiecentra achteruit boeren, stelt Wiegersma. “Over 2018 hebben de achttien revalidatiecentra voor 2,2 pro-cent zorg geleverd die niet is vergoed. Een revalidatiecentrum spreekt met elke individuele zorgverzekeraar een omzetplafond af en boven dit plafond wordt de zorg veelal niet of slechts beperkt vergoed.”
Terwijl de traditionele centra gebonden zijn aan het hoofdlijnenakkoord en het totale pakket aan revalidatie aanbieden, groeien de zelfstandige behandelcentra (ZBC’s) door het bieden van specifieke en veelal ongecontracteerde zorg. “Binnen de revalidatiegeneeskunde richten de ZBC’s zich veelal op pijnrevalidatie en andere eenvoudige revalidatiezorg. Door met passantentarieven te werken kunnen de ZBC’s zonder overeenkomsten met de zorgverzekeraars met de bijbehorende omzetplafonds jaarlijks fors groeien.” Dan doen ze dan ook en daarmee groeit ook de concurrentie.
Wiegersma: “De revalidatiegeneeskunde is moeilijk scherp af te bakenen, waardoor ZBC”s relatief eenvoudig van de hoge tarieven van de revalidatiegeneeskunde, die gebaseerd zijn op een mix van complexe en eenvoudige patiënten, gebruik kunnen maken. Deze groei wordt de ’traditionele’ revalidatiecentra door de zorgverzekeraars ontzegd. De complexere revalidatiezorg blijft bij de revalidatiecentra achter, waardoor de kosten per patiënt jaarlijkse stijgen en zullen blijven stijgen.”
Oplossingen
Schaalvergroting of nauwere samenwerking zijn volgens de Basalt-bestuurder mogelijke oplossing voor de problemen, maar zijn lastig uit te voeren. “De revalidatiecentra zijn regionaal verankerd en vaak de enige aanbieder van de revalidatiegeneeskunde. Dit beperkt de mogelijkheden voor onderlinge samenwerking of mogelijke fusies tussen de revalidatiecentra.” Toch zal er binnen de revalidatie uiteindelijk ook een consolidatie noodzakelijk zijn, verwacht Wiegersma. “Dat vraagt om ander beleidskader van de Autoriteit Concument en Markt (ACM) en mogelijk het ministerie.”
Als mogelijke oplossingen ziet Wiegersma verder onder meer het bieden van ruimte voor groei, een gedifferentieerd DBC-prijsbeleid, een herijking van de tarieven, een andere vorm van contracteren door de zorgverzekeraars en verdere consolidatie van de revalidatiecentra. Geen van deze oplossingen kunnen de centra zelf doorvoeren en daarom roept de bestuurder op tot samenwerking om het tij te keren. “Om jaarlijks ruim 220.000 patiënten te kunnen laten revalideren is een gezamenlijk aanpak van alle betrokken partijen absoluut noodzakelijk.”