Voor jongeren die zorg mijden na hun vertrek uit residentiële jeugdhulpverlening, biedt het Nederlands recht te weinig mogelijkheden om na hun achttiende nog gedwongen hulp te geven. Dat stelt Romy De Jong in haar proefschrift.
De Jong verdedigt op 3 september haar proefschrift aan Tilburg University, waarin ze schrijft dat de wet- en regelgeving voor volwassenen is niet toepasbaar is voor een groot deel van de jongmeerderjarigen met transitieproblemen. Om te komen tot nieuwe regelgeving, moet de doelgroep eerst beter in beeld worden gebracht, zo stelt ze.
Te weinig aandacht
Volgens De Jong is er zowel op juridisch als op niet-juridisch vlak te weinig aandacht voor zogenoemde transitiejongeren. Het gaat om jongmeerderjarige zorgverlaters waarbij hulpverleners de dringende noodzaak voelen zorgverlening door te zetten na het bereiken van meerderjarigheid. Vaak ontbreken juridische mogelijkheden om vertrek uit een residentiële jeugdhulpverlening tegen gaan en gedwongen bescherming voortzetten. Vrijwillige hulp wordt meestal niet gezocht of afgewezen. Het jeugdbeschermingsrecht zou onvoldoende mogelijkheden bieden.
Geen aandacht jongmeerderjarigen
Er zijn leeftijdsongevoelige juridische grondslagen waarmee de bescherming van transitiejongeren kan worden voortgezet, zoals de Wet BOPZ. Deze wordt per 2020 vervangen door de Wet verplichte ggz en Wet zorg en dwang én de regels voor meerderjarigenbescherming. Hierin ontbreekt volgens De Jong de specifieke aandacht voor transitiejongeren. Omdat de grondslagen voor gedwongen hulpverlening in die wetten zeer toegespitst zijn, zijn deze vaak niet toepasbaar voor een groot deel van de jongmeerderjarigen met problemen.
Meer kennis nodig
De Jong deed onderzoek vanuit rechtswetenschappelijk, sociaalwetenschappelijk en medisch-wetenschappelijk perspectief. Daaruit concludeert ze dat er nog te veel onbekend is over deze groep jongeren om nieuwe wetgeving op te zetten. Er is eerst meer kennis nodig over de kenmerken en noodzakelijke behoeften van transitiejongeren. Onderzoek, waaronder een goed gereguleerd experiment met diverse vormen van niet alleen verplichte residentiële, maar ook andere zorg, zou meer inzicht kunnen bieden.