De regeling Samen beslissen van Zorginstituut Nederland is in de vijf jaar van zijn bestaan steeds populairder geworden. Voor 2019 zijn er veertig nieuwe aanvragen binnengekomen ter waarde van zo’n 22,5 miljoen euro. Dat is bijna vier keer zo veel als de 5,75 miljoen euro die het Zorginstituut beschikbaar heeft.
“Samen beslissen is een beweging in de zorg en die beweging is niet meer te stoppen”, zegt Sjaak Wijma, voorzitter van de raad van bestuur van Zorginstituut Nederland, in een interview op Qruxx. “Patiënten en dokters hebben steeds meer door dat zij elkaar nodig hebben.”
Om het samen beslissen handen en voeten te geven, heeft het Zorginstituut in 2015 een subsidieregeling in het leven geroepen. Inmiddels zijn er zo’n 40 projecten met subsidie actief in Nederland, in verschillende sectoren van de zorg. “Uit het succes van de regeling blijkt dat het onderwerp steeds meer leeft. Daarmee heeft de regeling een belangrijk doel al bereikt”, vervolgt Wijma. “Er is bewust niet gekozen voor een nationaal programma, waarbij we op een groot congres samen beslissen wat samen beslissen is. De rol van het Zorginstituut is ook niet om mensen te vertellen hoe ze het moeten doen. Het veld is daarbij aan zet. Tegelijkertijd wilde het Zorginstituut niet alleen als geldschieter fungeren. Daarom hebben we gekozen voor een rol als verbinder, als aanjager van interactie.”
Uitkomstinformatie
Aan de regeling Samen beslissen heeft het Zorginstituut ieder jaar een thema verbonden. Voor 2018 en 2019 is dat het gebruiken van uitkomstinformatie in het proces van samen beslissen. Uitkomstinformatie zou patiënt en behandelaar beter in staat moeten stellen om de gevolgen van de verschillende opties te overzien en samen knopen door te hakken.
“Het gebruik van uitkomstinformatie bij samen beslissen staat nog in de kinderschoenen”, stelt Wijma. “In 2017 uitte minister Schippers de ambitie om binnen vijf voor de helft van alle zorg uitkomstinformatie te hebben voor patiënt en dokter. Dat was inderdaad ambitieus, we zijn er nog niet, maar op dit moment twijfelt niemand eraan dat dit de richting is die we in willen.”
Dat uitkomstinformatie nog in de kinderschoenen staat mag volgens Wijma echter geen reden zijn om dan niet te werken aan samen beslissen. “Ook als je geen data heb wil je samen kunnen beslissen. We kunnen wel met elkaar de opties bespreken. Kansen en risico’s zijn niet altijd bekend en ook dat is goed om samen te delen. Het gesprek zelf is belangrijk en dat de dokter kan zeggen: ik weet het niet.”
Volgens Wijma zijn zorgverleners en patiënten nog aan het leren hoe ze samen beslissen kunnen invullen. De aanname dat de patiënt wel weet wat goed voor hem is evenmin een juiste als dat de behandelaar het wel zal weten. “Niet iedere patiënt is mondig”, zegt de topman van het Zorginstituut. “We moeten oppassen voor de keuzestress die kan ontstaan als mensen te veel opties gepresenteerd krijgen. Gelukkig zien we dat er tegelijkertijd steeds meer keuzehulpen voor patiënten én behandelaren worden ontwikkeld. Deze keuzehulpen zijn eveneens kwaliteitsstandaarden ontwikkeld.”
Zorgverzekeraars
Vooralsnog ligt de focus van het programma Samen beslissen op het gesprek “in de spreekkamer”. Al benadrukt Wijma dat het niet alleen over artsen gaat, maar juist ook over verpleegkundigen. “Veel besluiten worden juist aan het bed genomen en niet in de spreekkamer van de specialist of bij de huisarts”, zegt hij.
Voor keuzes tussen spreekkamers is volgens Wijma de tijd nog niet rijp. “We moeten ook nog leren om uitkomsten goed te duiden. Op termijn moet het thema samen beslissen in combinatie met de transparantie over uitkomsten een grotere rol spelen, niet alleen in de keuzes die de patiënt maakr, maar ook bij het contracteren door zorgverzekeraars. Dat is nu nog niet aan de orde, maar de relevante partijen zitten steeds met elkaar aan tafel en samen bekijken we in welke fase we zijn.”