Het College van Beroep voor het bedrijfsleven in Den Haag heeft vijf zorgaanbieders, die een zaak aanspanden tegen de NZa om de verdeling van 100 miljoen voor verbetering van kwaliteit van verpleeghuiszorg, in het gelijk gesteld. De NZa had hen niet zomaar mogen weigeren om geld toe te kennen.
Dat meldt het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 18 december. De vijf organisaties zijn WelThuis, Stichting Zorggroep Charim, Stichting Inovum, Noorderbreedte en Zorgstroom. Zij kunnen alsnog beroep doen op de extra middelen die VWS in 2017 beschikbaar stelde voor verbetering van verpleeghuis. Deze regeling, de zogenaamde Kwaliteitsimpuls, is ingesteld door toenmalig staatssecretaris Martin van Rijn naar aanleiding van het manifest van Hugo Borst en Karin Gaemers. Dat ging toen om een bedrag van honderd miljoen euro. Daar is nu nog een klein deel van over.
Weerstandsvermogen
Instellingen konden in 2017 een aanvraag voor gelden indienen bij de NZa. Dat hebben bijna tachtig organisaties gedaan, zo is te lezen in de uitspraak van het College. De aanvragen liepen via de zorgkantoren. Die beoordeelden onder andere op het zogenaamde ‘weerstandsvermogen’ van de instellingen, oftewel: hadden ze al dan niet zelf geld om de kwaliteitsimpuls te bekostigen. Als ze in de hoogste categorie belanden, dan was dat volgens de zorgkantoren wel het geval. Dan ondertekenden ze de aanvraag niet. Op basis daarvan nam de NZa de aanvragen van de vijf zorgstellingen niet in behandeling. Dat was volgens het College onterecht. Het stelt dat de extra regeling niet behandeld mag worden als een regulier inkoopproces. De NZa krijgt nu vier maanden de tijd om alsnog onderzoek te doen of de instellingen in aanmerking komen voor een bedrag. Het moet uitsluitend toetsen of een instelling een kwaliteitsimpuls nodig had.
Level playing field
Met deze uitspraak geeft het College een duidelijk signaal af, zo stelt Actiz: de overheid moet bij het toekennen van incidentele middelen zorgvuldig te werk gaan. Een regeling waarvoor niet alle zorginstellingen gelijkelijk in aanmerking komen, kunnen het level playing field tussen de zorginstellingen verstoren. Dat kan effect hebben op concurrentieverhoudingen. Dit kan in de toekomst voorkomen worden door bijvoorbeeld een algemene tariefsverhoging of een soortgelijke generieke maatregel, betoogt Actiz.
De uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven is definitief. Er is geen hoger orgaan dat de zaak nog een keer kan beoordelen.