Kleine eerstelijnspraktijken worden niet verplicht een cliëntenraad op te tuigen. Minister Bruins wil in het wetsvoorstel Wmcz 2018 de norm voor een verplichte cliëntenraad verhogen van tien naar vijfentwintig zorgverleners in een instelling.
Dat is de uitkomst van het debat over de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (Wmcz). Het betekent dat de eerste lijn grotendeels wordt uitgezonderd van de werking van de wet. De eerstelijnsorganisaties, waaronder de LHV, reageren opgelucht.
Fopspeen
Met de Wmcz wilde Bruins de zeggenschap van patiënten formaliseren door zorgaanbieders met meer dan tien zorgverleners te verplichten een cliëntenraad in het leven te roepen. Op 7 november noemde Ella Kalsbeek, voorzitter van de LHV, dit ‘fopspeenpolitiek’ in haar blog op Skipr. Volgens Kalsbeek is de verplichte invoering van een cliëntenraad niet de manier om te laten zien dat de cliënt serieus wordt genomen.
De eerstelijnsorganisaties hebben zich stevig ingezet voor een uitzonderingspositie van kleinschalige zorgaanbieders vanwege de ongewenste lastenverzwaring en het feit dat medezeggenschap al op vele manieren is geregeld in de eerstelijnspraktijken. Denk bijvoorbeeld aan de dagelijkse feedback die huisartsen van hun patiënten krijgen en de verplichte patiëntenquête als onderdeel van de herregistratie.
Amendement
Al eerder bleek dat de meeste partijen in de Tweede Kamer tegen deze lastenverzwaring waren. Het amendement van SGP en VVD om van tien naar vijfentwintig zorgverleners te gaan werd in meerderheid aangenomen. Overigens worden onder het begrip zorgverleners alle huisartsen plus het ondersteunend personeel zoals doktersassistenten en POH’s verstaan. Het wetsvoorstel treedt op zijn vroegst in werking per 1 juni 2019, afhankelijk van de behandeling in de Eerste Kamer.