Bezuinigingen in de Wmo leiden niet automatisch tot lagere uitgaven voor het totale pakket van zorg thuis. Dat constateert het Centraal Plan Bureau (CPB) op basis van een analyse van de Wmo-financiering van 2007 tot en met 2013. Financiële sturing op het snijvlak van thuiszorg en het sociale domein is dan ook alleen effectief als de totale effecten in Wmo, Wlz en Zvw worden meegewogen.
Waar de gemeenten tot 2008 Wmo-gelden kregen uitgekeerd op basis van historische kosten stapte het rijk in dat jaar over op een nieuw verdeelmodel. De financiële gevolgen kwamen voor de meeste gemeenten neer op een verhoogde bijdrage van 2 tot 4 euro per hoofd van de bevolking. Er waren echter ook gemeenten die het per capita met vijftig euro meer of minder moesten doen.
Omdat de aanpalende zorg en begeleiding toen nog onder de AWBZ vielen vormt de zaak voor de CPB-onderzoekers een mooie casus om de wisselwerking tussen beide domeinen te bestuderen. Beter gezegd: om te bekijken wat de gevolgen zijn van ingrepen in ene domein op het andere domein.
Waterbed-effect
Wat opvalt aan de CPB-analyse is dat de onbedoelde neveneffecten soms minder eenduidig zijn dan het klassieke afwentel-effect doet vermoeden. Volgens dit model leiden bezuinigingen in het ene domein tot hogere aanspraken en daarmee kosten in het andere domein. Iets van dit waterbed-effect is in het CPB-onderzoek terug te vinden. Zo gaat een verhoging van het Wmo-budget gepaard met een daling van de AWBZ-uitgaven aan individuele begeleiding en persoonlijke verzorging. Maar voor verpleging geldt juist het omgekeerde. Een stijging van de Wmo-uitkering gaat gepaard met een stijging van de uitgaven voor verpleging. Vervolgonderzoek is nodig, maar mogelijk hangt één en ander samen met daling van het aandeel informele hulp.
Een belangrijke uitkomst is wat de onderzoekers betreft dat de effecten binnen de Wmo en binnen de AWBZ elkaar uiteindelijk opheffen. De veranderingen in de uitkering voor de Wmo bleken niet van invloed te zijn op de totale uitgaven aan thuiszorg.
Coördinatieproblemen
Dit mag een waarschuwing zijn voor beleidsmakers, die zich rijk rekenen met de recente bezuiniging van 30 procent op het Wmo-budget. De logica achter deze budgetverlaging is dat gemeenten sinds 2015 meer mogelijkheden hebben gekregen om huishoudelijke hulp en begeleiding te combineren en zodoende efficiënter te werken. Tezelfdertijd is de totale bekostiging van de zorg en ondersteuning thuis inmiddels verdeeld over drie wettelijke domeinen, te weten Wmo, Wlz en Zvw. Daarmee groeit de kans op coördinatieproblemen en onbedoelde neveneffecten die de kostenbesparing teniet kunnen doen. “Hoewel het soms handig kan zijn om onderling verbonden zorgdiensten via verschillende vergoedingskaders te betalen laat ons onderzoek zien dat dit ook het vermogen om grip te houden op de totale uitgaven beperkt vanwege coördinatieproblemen”, concluderen de onderzoekers in hun rapport.
Vrij besteedbaar
Een andere opvallende uitkomst betreft de besteding van Wmo-gelden door de gemeenten. Bij een gemiddelde budgetstijging van 10 euro geven de gemeenten drie euro meer uit aan huishoudelijke hulp. Op de vraag wat er met de resterende zeven euro is gebeurd moet het CPB het antwoord schuldig blijven. “De uitkering is niet geoormerkt dus in principe vrij besteedbaar”, reageert CPB-onderzoeker Mark Kattenberg. “Misschien is het gereserveerd voor de toekomst, maar het kan ook aan andere zaken besteed zijn, maar dat lag buiten het bereik van ons onderzoek.”