De Socialistische Partij (SP) stelt voor om Zorgbuurthuizen in het leven te roepen, in de vorm van een kleinschalige zorgvoorziening die zoveel mogelijk een gewoon woonhuis is voor een groepje ouderen. Het ministerie van VWS en ActiZ staan er positief tegenover, maar zien de stelselwijziging die uit het voorstel voortvloeit niet zitten. Maandagmiddag praat de Tweede Kamer over het voorstel.
Namens de SP-fractie heeft Tweede Kamerlid Maarten Hijink een initiatiefnota ingediend in de Kamer eind 2017 met het voorstel voor het Zorgbuurthuis. Eén van de uitgangspunten: mensen kunnen zoveel mogelijk de dingen blijven doen die ze gewend zijn om te doen, in een vertrouwde omgeving. Een ander uitgangspunt is dat mensen zo lang mogelijk een normaal leven kunnen leiden, samen met hun partner, ook al heeft de één zorg nodig en de ander niet.
Voor de financiering van Zorgbuurthuizen stelt de SP voor om deze niet te laten versnipperen door drie wetten (Zvw, Wlz, Wmo). “Dit leidt tot (onnodige) bureaucratie en dus (onnodige) kosten.” Om dit tegen te gaan, moeten Zorgbuurthuizen gefinancierd worden vanuit de Wlz, aldus de partij. Hiermee hoeft de zorg niet meer vanuit drie bureaucratische geldpotjes te komen en ouderen krijgen “een recht op zorg die zij nodig hebben”.
Op de schop
Volgens minister Hugo de Jonge (VWS) past het voorstel van de SP goed bij de behoefte van mensen aan nieuwe woonvormen in groepsverband. Het kabinet streeft ook naar goede woonvormen tussen thuis en instelling, maar de weg erheen ziet hij anders dan de SP; De Jonge vindt dat hiervoor geen stelselwijziging ‘nodig of wenselijk’ is. Het voorstel van de SP lijkt volgens de minister te betekenen dat het stelsel van de langdurige zorg op de schop moet. Bovendien staat het voorstel van de SP ‘op gespannen voet’ met het uitgangspunt van de betaalbaarheid van de zorg, omdat het betekent dat voor mensen met een beperkte zorgvraag de combinatie van wonen en zorg weer collectief wordt betaald.
Het Rijk krijgt met het voorstel van de SP een belangrijke verantwoordelijkheid in de totstandkoming van de Zorgbuurthuizen. Dit sluit volgens De Jonge niet aan bij het stelsel van vraagsturing waarbij zorgaanbieders de vrijheid krijgen om zelf keuzes te maken over de inrichting van de zorg. “Het stelstel van integrale tarieven is ingevoerd om zorgaanbieders meer ruimte te geven aan de woonwensen van hun cliënten en aan wensen van professionals in de zorg ten aanzien van kwalitatief hoogwaardige en efficiënte zorgverlening. Het plan van de SP is weer een stap terug.”
Knelpunten
Ook ActiZ staat in beginsel positief tegenover het Zorgbuurthuis. “Binnen de context van het huidige stelsel (h)erkennen leden van ActiZ dat het stelsel niet optimaal functioneert in de zin dat dagelijks knelpunten worden ervaren door cliënten, naasten, zorgmedewerkers en bestuurders van zorgorganisaties”, schrijft de brancheorganisatie in een zogeheten reflectie op de initiatiefnota van de SP.
In navolging van de minister is ActiZ echter ook geen voorstander van (opnieuw) een stelselwijziging. “Grote stelselveranderingen bieden niet per se antwoord op de ingewikkelde vragen en problemen die nu in de praktijk van alledag worden ervaren. Daarom is het beter om vanuit de huidige systemen verbeteringen door te voeren en maatwerk te leveren.” ActiZ wijst daarom graag naar bestaande en nieuwe combinaties van wonen en zorg in de wijk, zoals de Krasse Knarrenhof maar ook woonvariaties als Proeftuin Ruwaard of Huis van de Wijk Rotterdam.
“De kern voor succes van elk nieuw initiatief voor ouderen in de thuissituatie is samenwerking”, stelt ActiZ. Op lokaal niveau, tot aan buurtniveau, pleit de brancheorganisatie voor een makkelijke en structurele samenwerking tussen zorgaanbieders, woningcorporaties, gemeenten en zorgverzekeraars. Belemmeringen in bestaande wet- en regelgeving, zoals mededingingswetgeving, dienen hiertoe te worden opgeheven.