Een wetsvoorstel om zorgfraude aan te pakken stuit op kritiek van diverse kanten. Artsenfederatie KNMG noemt de wet een ondermijning van het medisch beroepsgeheim. GGZ Nederland, ActiZ en de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) stellen dat de wet onvoldoende waarborgen bevat om te voorkomen dat zorgaanbieders onterecht of te snel worden aangemerkt als frauderend.
In april introduceerde het kabinet het programma Rechtmatige Zorg, een aanpak om fraude in de zorg tegen te gaan. Onderdeel is de introductie van de Wet bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg, die de aanpak van zorgfraude moet verbeteren door gegevensuitwisseling mogelijk te maken. De wet biedt onder meer de juridische basis voor het nog op te richten Waarschuwingsregister Zorg, dat zorgverzekeraars, zorgkantoren en gemeenten meer mogelijkheden moet bieden om gegevens over fraudeurs met elkaar uit te wisselen. Ook voorziet de wet in een uitbreiding van bevoegdheden voor partijen die zijn aangesloten op het Informatieknooppunt Zorgfraude (IKZ), een samenwerkingsverband van onder meer zorgverzekeraars, toezichthouders en opsporingsdiensten.
Medisch beroepsgeheim
Hoewel de KNMG fraude in de zorg als een ernstige inbreuk op de rechtsorde beschouwt, is de artsenfederatie van mening dat de nieuwe wet een ondermijning betekent van het medisch beroepsgeheim en van de belangen die daarmee worden beschermd, zo stelt de organisatie in een reactie op het conceptwetsvoorstel. De KNMG zet grote vraagtekens bij de noodzaak van een wettelijke verplichting voor het verstrekken van vertrouwelijk verkregen patiëntgegevens. De organisatie wil eerst “meer en hardere” onderzoeksresultaten zien over de frequentie en inhoud van fraude in de zorg.
Ook stelt de artsenfederatie dat in het voorstel een zogeheten gegevensbeschermingseffectbeoordeling ontbreekt, een onderzoek naar de effecten van de wetgeving op de gegevensbescherming van burgers. De overheid is hiertoe verplicht bij het ontwikkelen van beleid en regelgeving voor het verwerken van persoonsgegevens. Vanwege het ontbreken hiervan zijn de privacyrisico’s van dit wetsvoorstel nog onvoldoende duidelijk, aldus de KNMG. Ook noemt de federatie het bezwaarlijk dat in het wetsvoorstel het begrip ‘fraude’ niet helder wordt gedefinieerd. Voor een goed begrip van de reikwijdte van dit wetsvoorstel is een heldere omschrijving noodzakelijk van wat onder fraude in de zorg wordt verstaan, vindt de artsenfederatie.
Waarborgen
GGZ Nederland, ActiZ en VGN stellen in een gezamenlijke reactie dat in de conceptversie onvoldoende waarborgen zijn opgenomen die voorkomen dat zorgaanbieders onterecht of te snel worden aangemerkt als frauderend. Uit het wetsvoorstel vloeit voort dat signalen over frauderende zorgaanbieders op basis van “enig vermoeden” al kunnen worden afgegeven aan het IKZ, schrijven de organisaties. “Een ‘onderbuikgevoel’ zou met een dergelijke formulering voldoende kunnen zijn om signalen af te geven of om informatie te delen.” De organisaties vrezen dat zorgaanbieders hierdoor al snel onterecht aan fraude worden gelinkt. “Dit kan grote gevolgen met zich meebrengen voor de integriteit en daarmee de bestaanszekerheid van de betreffende zorgaanbieders”, aldus GGZ Nederland, ActiZ en VGN.
Ook vinden de organisaties dat zorgaanbieders op de hoogte moeten worden gesteld en laagdrempelig de mogelijkheid moeten krijgen om onterechte signalen van fraude te rectificeren. In de toelichting bij het wetsvoorstel staat dat zorgaanbieders naar de civiele rechter moeten als zij van het waarschuwingsregister willen worden verwijderd. “Onredelijk belastend”, vinden GGZ Nederland, ActiZ en VGN. “Een civiele procedure kost namelijk over het algemeen veel tijd en is vaak niet binnen één jaar afgehandeld. In die tijd blijft de zorgaanbieder aangemerkt als frauduleus, hetgeen natuurlijk veel risico’s geeft die mogelijk zelfs het bestaansrecht van de aanbieder kan aantasten. De vraag is namelijk of een zorgaanbieder nog wel wordt gecontracteerd als een zorgaanbieder in een systeem voorkomt als frauduleus en verzekeraars, zorgkantoren en gemeenten dit met elkaar kunnen delen aan de hand van dit wetsvoorstel. Dit is een zeer onwenselijke situatie.”
De organisaties vallen bovendien net als KNMG over de gebrekkige definiëring van het begrip fraude in het conceptvoorstel. “Wanneer is er sprake van een frauderende zorgaanbieder?”, vragen ze zich af. “Indien niet wordt gespecificeerd wat onder fraude wordt verstaan, zouden eventuele vormfouten of vergissingen ook onder de regeling kunnen vallen, afhankelijk van hoe ruim het begrip wordt geïnterpreteerd.”
AWBZ
Zorgverzekeraars daarentegen vinden het wetsvoorstel nog niet ver genoeg gaan wat betreft de mogelijkheden van gegevensuitwisseling. Zorgverzekeraars Nederland (ZN) constateert onder meer dat in het wetsvoorstel een wettelijke grondslag ontbreekt voor het onderling uitwisselen van gegevens tussen Wlz-uitvoerders en gemeenten vanuit de transitie van AWBZ naar Wlz, zo schrijft de brancheorganisatie in een reactie op het voorstel. Informatie-uitwisseling in relatie tot fraudeonderzoeken is hierdoor niet toegestaan, aldus ZN. Het gaat hierbij onder meer om informatie rondom indicatiestellingen uit de AWBZ-periode. Dat de nieuwe wet niet voorziet in de mogelijkheid voor zorgkantoren en het CIZ om fraudesignalen te delen met gemeenten ziet ZN als een “groot gemis”.
Ook wijst ZN erop dat het zorgverzekeraars en Wlz-uitvoerders momenteel aan de middelen ontbreekt om contractpartijen bij het proces van zorginkoop te toetsen op fraudeverleden. “We vragen dan ook uw aandacht dat er een instrument komt waarmee het verleden getoetst kan worden”, aldus ZN in reactie op het conceptvoorstel.
Op 5 juli liep de consultatieronde voor het nieuwe wetsontwerp af. De verwachting is dat het wetsvoorstel in het najaar naar de Tweede Kamer gestuurd wordt.