Samenwerking tussen het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en het zorgveld levert veelbelovende resultaten op het gebied van betere zorg op. Maar van gelijkwaardige samenwerking is vanwege de hiërarchische positie van het ministerie geen sprake. De dubbelrol die het ministerie heeft kan het vertrouwen in de samenwerking ondermijnen. Het inbouwen van checks and balances kan een oplossing zijn.
Dit valt te lezen in een rapport van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur (NSOB) over de samenwerking van het ministerie van VWS met het zorgveld. Hierin reflecteren de onderzoekers op de beleidsprogramma’s ‘Sneller Beter’, ‘In voor zorg!’, ‘Experiment Regelarme Instellingen’ en ‘Waardigheid en Trots’.
De samenwerking tussen VWS en het zorgveld in de onderzochte programma’s heeft de afgelopen jaren al de nodige vruchten afgeworpen, concluderen de onderzoekers. “Opbrengsten en resultaten zijn veelbelovend, en er bleek een enorme bereidheid in het zorgveld aanwezig om mee te doen aan de beleidsprogramma’s. Grote aantallen zorgaanbieders hebben zich op vrijwillige basis ingezet om met vereende kracht de zorg te verbeteren. Zorginstellingen zijn daadwerkelijk in beweging gekomen.”
Dubbelrol
In de vier beleidsprogramma’s heeft VWS een “interessante maar tevens ingewikkelde” dubbelrol, constateert de NSOB: die van partner in de samenwerking, maar ook die van principaal. De rol van principaal houdt onder meer verband met de verantwoordelijkheid voor coördinatie tussen elementen binnen en aansturing van het zorgsysteem. Die dubbelrol kan vooral door het zorgveld als tegenstrijdig worden ervaren en het vertrouwen in de samenwerking met het ministerie beïnvloeden, aldus de onderzoekers. Om met deze dubbelrol en ongelijkheid in de samenwerking om te gaan, raadt NSOB aan om checks and balances in te bouwen.
Zo zouden niet alleen het ministerie, maar ook de andere deelnemers de samenwerking moeten kunnen opzeggen. Dat is nu vaak niet het geval, ziet NSOB. Onder meer door ingebouwde terugbetaalclausules kunnen zorginstellingen een grote drempel ervaren om de samenwerking op te zeggen. Om meer gelijkwaardigheid in de samenwerking te bewerkstelligen, kan in het contract ook een clausule worden ingebouwd dat partners de samenwerking mogen opzeggen als het ministerie afspraken niet nakomt, aldus het rapport.
Onafhankelijke partijen
Ook kan het volgens NSOB zinvol zijn onafhankelijke partijen aan te wijzen die zo nodig in het samenwerkingsproces kunnen interveniëren. Daarnaast doen de onderzoekers de aanbeveling om ook zorgpartijen zogenoemde koplopers en best practices aan te laten wijzen. Dat gebeurt nu vaak eenzijdig door het ministerie, en de keuzes hierin worden volgens de samenwerkingspartners niet altijd voldoende beargumenteerd. “Deze partners hadden in het lijstje van best practices wellicht andere goede voorbeelden aangewezen”, zo valt in het rapport te lezen.
De ongelijkwaardigheid in de samenwerking kan volgens betrokkenen ook voordelen bieden. Zo wordt de rol van het ministerie als aanjager noodzakelijk genoemd om een eerste beweging op gang te krijgen. En de rol van het ministerie van VWS als initiator is van belang om partnerships in de zorgsector te bewerkstelligen. Ook kan het ministerie een rol spelen in het borgen van de beweging die is ingezet ten behoeve van het verbeteren van de zorg, ook als de samenwerking is beëindigd, aldus NSOB.