Persoonsvolgende zorg moet de norm worden in de langdurige zorg, vindt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Om dit mogelijk te maken heeft de NZa de voorwaarden voor de bekostiging ervan aangepast. Het is hierdoor niet langer nodig de bekostigingsregels voor persoonsvolgende zorg via een experiment aan te passen.
In 2017 is gestart met het experiment persoonsvolgende zorg in de regio’s Rotterdam voor de sector gehandicaptenzorg en Zuid-Limburg voor de sector verpleging en verzorging. Doel van het experiment is om de cliënt de vrijheid te geven om zorg af te nemen bij de aanbieder van zijn voorkeur, zonder daarin belemmerd te worden door bestaande regels. Tijdens het experiment maken zorgaanbieders geen volume- en prijsafspraken meer met de Wlz-uitvoerder, maar mogen alle zorgleveranciers die voldoen aan generieke inkoopvoorwaarden de zorg tegen een vast tarief in rekening brengen.
Bovendien krijgen cliënten tijdens het experiment meer onafhankelijke en actieve ondersteuning om zorgvragen, behoeften en wensen helder te krijgen, zodat ze beter een passend zorgaanbod kunnen zoeken. Door betrokken zorgaanbieders, het zorgkantoor en het projectteam in de regio’s is ondertussen veel geïnvesteerd in de onderlinge samenwerking, constateert de NZa. “Zij hebben initiatieven ontplooid om cliënten vroeg te informeren over hun keuzemogelijkheden en zijn in gesprek gegaan met de cliënt over de vraag welke zorg het best passend is.”
Regels
De NZa wil dat de langdurige zorg ook elders in Nederland meer rondom de cliënt wordt georganiseerd en heeft daarom de randvoorwaarden die daarvoor nodig zijn in de bekostiging het afgelopen jaar aangepast. Aparte experimentregelgeving is hierdoor niet langer nodig om persoonsvolgende zorg te kunnen realiseren, aldus de zorgautoriteit. “We hebben het afgelopen jaar de regels aangepast, zodat de effecten die we in het experiment wilden bereiken ook in andere regio’s gerealiseerd kunnen worden”, stelt Marian Kaljouw, voorzitter van de raad van bestuur van de NZa.
Zo gelden sinds 1 januari 2018 maximumtarieven in de Wlz. Zorgkantoor en zorgaanbieder hoeven hierdoor geen aanbiederspecifieke tarieven meer vast te laten stellen door de NZa op basis van een aanvraag, maar hebben de vrijheid om onder het landelijk uniforme maximumtarief een prijsafspraak te maken. Ook is in 2018 de overgang naar volledig integrale tarieven gemaakt. Ook die wijziging neemt volgende de NZa belemmeringen voor persoonsvolgende bekostiging weg: niet de aanbieder wordt bekostigd, maar de zorg.
Onwenselijk
Verder wijst de NZa op “onwenselijke effecten” van aparte experimenteerregelgeving. “Zo past het experimentmodel met vaste tarieven en generieke inkoopvoorwaarden niet bij een sterk sturende rol van de zorgkantoren bij de inkoop”, schrijft de zorgautoriteit. “In het experimentmodel is de inkooprol van zorgkantoren uitgeschakeld. Ook vraagt sturing op kwaliteit om maatwerk en meer flexibiliteit in de bekostiging, en dat is niet mogelijk binnen het experimentmodel.”
Ook vreest de NZa voor een forse toename van de uitgaven als gevolg van de experimenteerregelgeving. “In Zuid-Limburg zien we een significante stijging van de uitgaven. Mogelijk dragen externe factoren (zoals personeelstekorten) er op dit moment nog aan bij dat deze stijging beperkt blijft. Als de personeelsbezetting op niveau is, zien wij een direct risico op een sterke uitgavenstijging binnen het experimentmodel.”
Zorgkantoren
De NZa ziet met betrekking tot persoonsvolgende zorg een belangrijke rol voor de zorgkantoren, in het kader van hun wettelijke taak als cliëntondersteuner. “Zij kunnen een cliënt ondersteuning aanbieden, waarbij een onafhankelijk adviseur met hem nagaat welke zorg het best past bij zijn wensen en bij welke aanbieder hij daarvoor terecht kan.”