De regels in de medische beroepsuitoefening voor het drinken van alcohol en het gebruik van psychoactieve middelen zijn vanaf vandaag formeel opgenomen in de KNMG-gedragsregels. Hiermee heeft de artsenfederatie naar eigen zeggen “een lang bestaande set ongeschreven regels geformaliseerd voor alle artsen en coassistenten die patiëntgebonden werkzaamheden uitvoeren”.
Het initiatief voor het formaliseren van deze beroepsnorm over middelengebruik komt vanuit de KNMG en haar federatiepartners zelf. Uitgangspunt is de nulnorm, dus dat artsen hun werk nuchter verrichten en dat er geen sporen van alcohol of psychoactieve middelen in het lichaam aanwezig zijn tijdens het werk. Voor artsen met een bereikbaarheids- of crisisdienst, waarin zij fungeren als eerste aanspreekpunt, geldt eveneens de nulnorm.
Voor artsen die de rol van tweede aanspreekpunt vervullen tijdens een bereikbaarheids- of crisisdienst, geldt de verkeersnorm van maximaal 0,5 promille. Het betreft artsen die kunnen worden opgeroepen wanneer zowel de dienstdoende arts als het eerste aanspreekpunt met een bereikbaarheidsdienst zijn uitgevallen, bijvoorbeeld in het geval van een calamiteit. De verkeersnorm geldt ook voor artsen die als enige specifieke deskundigheid bezitten op een bepaald medisch terrein.
Handhaving
Implementatie van de norm is volgens de KNMG een taak van collega’s onderling, de beroepsverenigingen en de werkgevers. Het ministerie van VWS steunt deze gedragsregel vanuit haar belang om kwaliteit van zorg te waarborgen. Handhaving is in uiterste gevallen een taak van de inspectie of de tuchtrechter, aldus de artsenfederatie.
Het kan voorkomen dat een arts medicijnen gebruikt die voorkomen op lijst I en lijst II van de Opiumwet. Het gebruik van deze geneesmiddelen is dan toegestaan, maar alleen op voorschrift van een behandelend arts of in het kader van een behandelingsovereenkomst.