479409252
Veel burgers die bij de gemeente aankloppen voor ondersteuning worden onvoldoende geholpen. Een vijfde tot een kwart houdt persistente problemen met zelfredzaamheid, mobiliteit, maatschappelijke participatie of dagbesteding, zo blijkt uit een onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Met name mensen met een ggz-achtergrond of dementie blijken onvoldoende gebaat bij het huidige Wmo-aanbod.
Gemeenten hebben sinds 2015 een bredere verantwoordelijkheid gekregen voor de ondersteuning van mensen die zich niet op eigen kracht kunnen redden. Zo kunnen mensen terecht bij de gemeente voor onder meer de aanvraag van huishoudelijke hulp, begeleiding, woningaanpassingen, hulpmiddelen en vervoer. Honderdduizenden Nederlanders hebben hier sinds de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) gebruik van gemaakt. Vaak krijgen zij eerst een gesprek bij hun gemeente. Die bepaalt in overleg met hen welke ondersteuning nodig is.
Volgens de SCP-onderzoekers slaagt ongeveer een kwart van de melders er niet in om -ondanks hulp en ondersteuning- het huishouden te doen. Bijna een vijfde blijft, ook met hulp en ondersteuning, moeite hebben om zich te verplaatsen. Een zinvolle invulling geven aan de dag is, ondanks hulp en ondersteuning, niet haalbaar voor een kwart van de hulpvragers.
Kloof
Grote boosdoeners zijn blijkens het SCP-onderzoek een communicatiekloof tussen ‘gespreksvoerders’ en ‘melders’ en een gebrek aan kennis van specifieke doelgroepen. Voor wat betreft de communicatie tussen gespreksvoerders, die de hulpvraag voor de gemeenten beooordelen, en hulpvragers: de meeste gemeenten hebben hun Wmo-toegang volgens de wettelijke richtlijnen ingericht, maar dit wordt door melders niet altijd als zodanig herkend of herinnerd. Waar gespreksvoerders zeggen altijd een verslag te maken, zegt een vijfde van de hulpvragers dit nooit onder ogen te hebben gekregen. Ook onderwerpen als de feitelijke ondersteunngsbehoefte en onafhankelijke cliëntondersteuning blijve volgens hulpvragers vaak onbesproken, terwijl de gespreksvoerders stellen deze onderwerpen wel degelijk in te brengen.
Hardnekkig probleem
Gespreksvoerders geven nogal eens aan dat zij onvoldoende kennis hadden van de problematiek van bepaalde groepen. Dan gaat het vooral om mensen met psychische en psychiatrische problemen, met psychogeriatrische problemen zoals dementie en met multiproblematiek (zoals daklozen en verslaafden). Ook melders zelf waren soms heel ontevreden over de deskundigheid van gespreksvoerders wat betreft hun beperking. Gebrek aan kennis van specifieke doelgroepen bij gemeenten blijkt een hardnekkig probleem, stelt het SCP, want ook uit de Wmo-evaluaties over 2007-2009 en 2010-2012 bleek dat gemeenten moeite hadden om de problematiek van mensen met psychische klachten goed in beeld te krijgen.
Een specifiek punt van zorg is de overgang van cliënten van jeugdhulp naar Wmo-ondersteuning. Volgens de gespreksvoerders verloopt deze overgang regelmatig moeizaam. Sommige melders en hun mantelzorgers kostte het veel tijd en frustratie om toegang tot de juiste ondersteuning te krijgen.
Informatievoorziening
Het SCP adviseert gemeenten onder meer om de informatievoorziening voor hulpbehoevenden te verbeteren. De SCP geeft daarbij ook een duidelijke waarschuwing. Veel gemeenten zijn bezig hun dienstverlening te digitaliseren, maar slechts een klein deel van de melders in dit onderzoek deed zijn melding digitaal. Dit duidt er volgens het SCP op dat digitaal contact niet erg goed aansluit bij de Wmo-doelgroep. Gemeenten moeten er daarom voor waken om niet te eenzijdig in te zetten op digitale dienstverlening bij ouderen en mensen met een beperking.
Ook zouden gemeenten moeten zorgen voor meer kennis over specifieke groepen, zoals mensen met psychische problemen, dementie en daklozen en verslaafden. Gemeenten zouden ook meer moeten doen om het probleem van eenzaamheid bij mensen boven tafel te krijgen, ook wanneer dit niet direct lijkt te spelen.
‘Teleurstellend’
Hard en teleurstellend, zo noemt MEE NL de conclusies uit het SCP-rapport. “Als enige positieve punten wordt gemeld dat er toegangsprocessen zijn en dat mensen “met veerkracht” en mensen die wel naar maatwerk voorzieningen worden verwezen aangeven baat te hebben bij de geboden voorzieningen”, stelt MEE NL. “Teleurstellend zijn de conclusies voor wie het écht nodig heeft: kwetsbare en eenzame mensen, mantelzorgers en iedereen die vanwege een beperking of ggz-probleem om meer deskundigheid vraagt.”
Belangrijk punt van zorg is wat MEE NL betreft de beschikbaarheid van onafhankelijke cliëntondersteuning. Uit het rapport blijkt dat die functie nog nauwelijks wordt ingezet en te weinig bekend is bij de burger. Gemeenten moeten zorgen dat die cliëntondersteuning beschikbaar is en dat mensen daarvan weten, aldus MEE NL.